Vrouwenpartijen

In de loop van de 20e eeuw zijn er verschillende vrouwenpartijen opgericht, waarvan de meeste aan gemeenteraadsverkiezingen hebben meegedaan. De eerste vrouwenpartij was de Feministische Partij (FP), opgericht in 1918 met als voorzitter Sophie Wichers. De tweede, de Algemeene Nederlandsche Vrouwen Organisatie (ANVO), mede opgericht door Catherine van Tussenbroek, volgde in 1919. De meest recente vrouwenpartij is de Vrouwenpartij (VP), opgericht in 1985. Deze partij heeft meegedaan aan de Tweede Kamerverkiezingen in 1989, maar behaalde geen zetel.

Twee lokale vrouwenpartijen is het gelukt zetels in een gemeenteraad te behalen. In 1958 behaalde de Katholieke Vrouwenlijst Venlo vier zetels in de gemeenteraad en in 1962 drie zetels. In 1986 behaalde het Vrouwenappèl Landgraaf eveneens drie zetels in de gemeenteraad en bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1990 twee zetels. In de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 haalde Vrouwenappel opnieuw twee zetels.

Tabel 7. Vrouwenpartijen in Nederland, vergeleken op een aantal kenmerken

Vrouwenpartij

Jaar van oprichting

Electoraal success

Vertegen-

woordiging van vrouwen

Behartiging van vrouwen-

belangen

Ideologie

Kritiek op politieke cultuur

Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK)

1917 a

x

x

Feministische Partij (FP)

1918

x

x

x

x

Algemeene Nederlandsche Vrouwen Organisatie (ANVO)

1919

x

x

x

Practische Beleid

1946

x

x

x

x

Katholieke Vrouwenlijst van Venllo

1958

+

X

Nederlandse vrouwenpartij (NVP)

1972

x

x

Vrouwenlijst van Leerbroek

1978

x

x

Vrouwen Actie Partij Amstelveen (VAP)

1982

x

x

x

Vrouwenappèl Landgraaf

1985

+

x

x

Vrouwenpartij (VP)

1985

x

x

x

x

a. Rond 1917 werd binnen de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht de discussie gevoerd of zij met een eigen vrouwen moest uitkomen, nu de vrouwen het passieve kiesrecht hadden verworven. De VvVK zelf is opgericht in1894.

  • = geen zetel(s) behaald in een vertegenwoodigend orgaan.

+ = wel zetel(s) behaald in een vertegenwoordigend orgaan.

x = bezit kenmerk wel, ontbreken ervan : bezit kenmerk niet.

Bron: M. H. Leijenaar en H.L.J. van de Velde, Belangenbehartiging door vrouwenpartijen, in: Accu politica 24 (198 p. 17).

Uit partijprogramma’s van de verschillende vrouwenpartijen in Nederland kan worden opgemaakt dat representativiteit en belangenbehartiging de twee belangrijkste redenen vormden om een vrouwenpartij op te richten. Ook wordt in enkele programma’s van vrouwenpartijen impliciet of expliciet de opvatting gehuldigd dat vrouwen een „eigen bijdrage” leveren aan de politiek.

Een belangrijk verschil tussen de opvattingen van 1970 en later en die van rond 1920 is dat het argument dat vrouwen op een andere wijze politiek zouden bedrijven niet meer wordt genoemd onder verwijzing naar de onveranderlijke, natuurlijke, biologische verschillen tussen vrouwen en mannen, maar eerder onder verwijzing naar de verschillen in maatschappelijke posities. Een ander verschil is dat in de discussies in de jaren zeventig meer nadruk wordt gelegd op de mogelijke gevolgen van een groter aantal vrouwelijke politici voor de politieke cultuur.

Over vrouwenpartijen, zie:

  • M.H. Leijenaar en H.L.J. van de Velde, Belangenbehartiging door vrouwen: vrouwenpartijen, in: Acta Politica 24 (1989), pp. 3-31
  • M. Doodeman en B. Nahon, De Vrouwenpartij, het moet en kan anders, in: Vrouwenbelangen, 54 (1989), nr. 4 (sept./okt.), pp. 10-11
  • H.L.J. van de Velde, Politieke machtsvorming van vrouwen: vrouwenpartijen, Doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Leiden, Leiden, 1987.
Scroll naar boven