Vele wegen naar de verlossing

Het hindoeïsme is niet een godsdienst in de zin van de drie grote monotheïstische godsdiensten met een algemeen aanvaarde „heilige schrift”, een door allen aanbeden godheid en een algemeen aanvaarde geloofsbelijdenis. Hindoeïsme is in feite een westerse verzamelnaam voor een enorme hoeveelheid van religieuze gemeenschappen met elk hun eigen religieuze geschriften, goden, heiligen, geestelijke leiders, kloosters, priesters, doctrines, filosofieën en religieuze gebruiken. Zij hebben gemeen dat zij voortgekomen zijn uit een 35 eeuwen oude culturele traditie van de verschillende volken die wij gewoon zijn als Indiërs aan te duiden. De term hindoeïsme is afkomstig van de Engelsen, die de religie van de niet-islamitische bewoners van Brits-Indië (= Hindostan) met „hinduïsm” aanduidden. In deze culturele traditie zijn sociale en religieuze aspecten onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is daarom ook ondoenlijk een beknopt overzicht te geven van „het” hindoeïsme. Enige centrale voorstellingen mogen als inleiding volstaan.

De schepping en de wereld der mensen worden gezien als de ontvouwing van één goddelijk principe: het Brahman, de oerbron van alle bestaan. Het geloof dat alle leven uit dezelfde bron komt leidt onder andere tot de zogenaamde ahimsa-gedachte: eerbied voor alles wat leeft, bijvoorbeeld tot uiting komend in zaken als het vereren van runderen en het weigeren van vlees als voedsel. De schepping kent echter een rangorde van goddelijkheid en daarmee verbonden reinheid: Brahman, de goden, de mensen (op zichzelf weer geleed in vier kasten (varna’s) met de Brahmanen aan de top), de „onreinen” of „onaanraakbaren”, de dieren en de dingen.

De uiteindelijke bestemming van de mens ligt niet in deze wereld, maar in het goddelijke. Die bestemming kan hij bereiken via een proces van zelfvervolmaking. Daarbij wordt hij echter gehinderd door zijn karma, het positieve of negatieve saldo van zijn handelingen. De hindoe gelooft in reïncarnatie, waarbij zijn karma bepalend is voor de situatie, waarin hij opnieuw geboren wordt. Pas wanneer hij zijn karma volledig heeft geboet, is hij in staat zich te verlossen uit de eeuwige kringloop van sterven en geboren worden en bereikt hij zijn goddelijke eindbestemming.

In het hindoeïsme spelen rituelen een belangrijke rol. Deze staan beschreven in sutra’s. Het centrale idee is dat het correct uitvoeren van de rituelen leidt tot het beoogde resultaat. Ook wordt het gezag van de veda erkend, de in geschriften vastgelegde geopenbaarde eeuwige wijsheid en waarheid. De betekenis van de veda is echter niet te vergelijken met die van bijbel en koran in respectievelijk christendom en islam, omdat daaraan geen richtsnoer voor de religieuze praktijk kan worden ontleend. Goeroes, „leraren” die leiding geven aan het religieuze denken en handelen, zijn in dit opzicht veel belangrijker.

Binnen het hindoeïsme zijn er twee hoofdstromingen: de sanatan dharm (de eeuwige dharma = heilige wet) en de arya samaj (gemeenschap van nobelen). De religieuze cultuur van de sanatan dharm houdt vast aan oude, traditionele normen en waarden. Een belangrijk element daarin vormt het kastenstelsel. Priesters kunnen slechts uit de hoogste kaste (de Brahmanen) gerekruteerd worden, terwijl een huwelijk slechts binnen de eigen kaste mogelijk is. Beelden en iconen spelen een voorname rol, bijvoorbeeld van de drie aspecten van de allerhoogste Brahman: de Brahma, de schepper, de Vishnu, de behoeder van het leven, en de Shiva, de vernietiger en herschepper. Ook hun respectievelijke gemalinnen worden afgebeeld en vereerd: Saraswati (wijsheid), Lakshmi (rijkdom en geluk) en Parwati (macht).

De aya samaj is een hervormingsbeweging, in 1875 op gang gebracht door Swami Dayananda Saraswati. Zij grijpt terug op de wortels van de hindoeïstische cultuur, de vedische godsdienst, en verwerpt het kastenstelsel. Ongelijkheid van mensen berust naar de opvattingen van deze beweging op prestatie en niet op afkomst. De verering van beelden wordt zoveel mogelijk geweerd.

Voor verdere informatie, zie:

  • V.P. Kanitkar en W. Owen Cole, „Het hindoeïsme”, in: P.B. Clark (red.), Godsdiensten van de wereld. Ontstaan, ontwikkeling, tradities en betekenis van de grote godsdiensten van vandaag, Houten, 1993, pp. 124-143
  • B.D. Sukhai, „Hindoeïsme”, in: H. Schaeffer (hoofdred.), Handboek Godsdienst in Nederland, Amersfoort, 1992, pp. 93-97
  • C.J.G. van der Burg, „Hindoeïsme: bronnen, grondslagen, verschijningsvormen”, in: Religieuze bewegingen in Nederland, 23 (1991), pp. 9-48
  • D.R. Kingsley, Hinduism, New Jersey, 1982
  • P. Bowes, The Hindu religious tradition, Boston/London, 1978. 
Scroll naar boven