Zetelverdeling: stromingen en partijen

Tot omstreeks 1900 is de verdeling van de kamer over partijen niet nauwkeurig aan te geven. Van verschillende kamerleden was niet bekend tot welke partij zij behoorden. De oprichting van de eerste landelijke politieke partij – de ARP – vond pas in 1879 plaats. Verscheidene historici hebben wel getracht de politieke kleur of richting van de kamerleden in de tweede helft van de negentiende eeuw aan te geven. Daarbij ging men vooral uit van de uitgedragen politieke opvattingen alsmede van de godsdienstige of maatschappelijke herkomst van de kamerleden danwel van de opstelling van de leden in de kamer, tot uiting komend in hun stemgedrag. Afhankelijk van de gekozen benadering werden de kamerleden in tal van kleine groeperingen onderscheiden danwel tot enkele hoofdstromingen gerekend.

Zie voor de zetelverdeling in de negentiende eeuw alsmede de al optredende informele fractievorming:

  • J.Th.J. van den Berg, De toegang tot het Binnenhof. De maatschappelijke herkomst van de Tweede Kamerleden tussen 1849 en 1970, Weesp, 1983
  • C. B. Wels en M. Wolters, Analyse van het stemgedrag van de Tweede Kamerleden in 1849, tussenstand van een onderzoek, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 95 (1982), pp. 31-57
  • Th. van Tijn, The party structure of Holland and the outer provinces in het nineteenth century, in: C. B. Wels (eindred.), Vaderlands verleden in veelvoud, ’s-Gravenhage, 1980, pp. 100-128
  • S. J. Fockema Andreae en H. Hardenberg (red.), 500 jaren Staten-Generaal in de Nederlanden: van statenvergadering tot volksvertegenwoordiging, Assen, 1964
  • J. C. Boogman, De Britse gezant Lord Napier over de Nederlandse volksvertegenwoordiging (in 1860), in: Bijdragen en mededelingen van het Historisch genootschap, 71 (1957), pp. 208-211
  • J. A. de Bruijne en N. Japikse, Staatkundige geschiedenis van Nederland in onzen tijd, Schiedam-Leiden, 1912-1918, 6 delen
  • D. Hans, Het Nederlandsche parlement, Amsterdam, 1911 (over de regionale herkomst van de kamerleden)
  • C. E. van Koetsveld, Het ontstaan, de beginselen en de geschiedenis van onze politieke partijen, Utrecht, 1905.

In onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de politieke verhoudingen in de Tweede Kamer voor de periode sinds 1888.

Om geen grotere nauwkeurigheid te suggereren dan waargemaakt kan worden, zijn voor de eerste jaren enkele groeperingen samengetrokken in hoofdstromingen. Dat is met name het geval bij de verschillende liberale groeperingen. Bij latere verkiezingen – zeker na de invoering van het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging in 1917 – is het exacte aantal zetels per partij aangegeven.

Samenstelling Tweede Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, 1888-1917.

1888

1891

1894

1897

1901

1905

1909

1913

1917

Anti-revolutionairen/Anti-Revolutionaire Partij

27

21

7

16

23

15

25

11

11

Rooms-katholieken

25

25

25

22

25

25

25

25

25

Liberalen/Liberale unie

46

53

57

35

18

25

20

22

22

Conservatieven

1

Sociaal-Democratische Bond/Vrije Socialistische Vereeniging

1

1

1

1

Radicale Partij/Vrijzinnig-Democratische Bond

1

3

4

9

11

9

7

7

Vrij anti-revolutionairen

8

6

8

Bond van Vrije Liberalen

13

8

9

4

10

10

Christelijk-Historische Kiezersbond

1

1

Sociaal-Democratische Arbeiders Partij

2

6

6

7

15

15

Bond van Kiezers op Christelijk-Historische Grondslag

1

Christelijk-Historische Partij

8

Christelijk-Historische Unie

10

10

10

100

100

100

100

100

100

100

100

100

Bron: J.A. de Bruijne en N. Japikse, Staatkundige geschiedenis van Nederland in onzen tijd, deel VI, Leiden, 1918.

Samenstelling Tweede Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, 1918-1940.

1918

1922

1925

1929

1933

1937

Anti-Revolutionaire Partij

13

16

13

12

14

17

Christelijk-Historische Unie

7

11

11

11

10

8

Staatkundig Gereformeerde Partij

1

2

3

3

2

Rooms-Katholieke Staatspartij

30

32

30

30

28

31

Vrijzinnig-Democratische Bond

5

5

7

7

6

6

Liberale Unie

6

Bond van Vrije Liberalen

4

Sociaal-Democratische Arbeiders artij

22

20

24

24

22

23

Communistische Partij Holland/

Communistische Partij van Nederland

2

2

1

2

4

3

Christen-Democratische Partij

1

Christelijk Sociale Partij

1

Bond van Christen-Socialisten

1

Socialistische Partij

1

Economische Bond

3

Plattelandersbond/NBT

1

2

1

1

1

Middenstandspartij

1

Neutrale Partij

1

Verbond Democratisering Weermacht

1

Liberale Staatspartij „De vrijheidsbond”

10

9

8

7

4

Hervormd-Gereformeerde Staatspartij

1

1

1

Liberale Groep/Welvaartspartij/

Lijsten Braam

1

Rooms-Katholieke Volkspartij

1

1

Christen-Democratische Unie

1

2

Revolutionair Socialistische Partij

1

Middenpartij voor Stad en Land

1

Verbond voor Nationaal Herstel

1

Nationaal-Socialistische Beweging

4

100

100

100

100

100

100

Samenstelling Tweede Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, vanaf 1946.

1946

1948

1952

1956

1956

1959

1963

1967

1971

1972

Katholieke Volkspartij

32

32

30

33

49

49

50

42

35

27

Anti-Revolutionaire Partij

13

13

12

10

15

14

13

15

13

14

Christelijk-Historische Unie

8

9

9

8

13

12

13

12

10

7

Staatkundig Gereformeerde Partij

2

2

2

2

3

3

3

3

3

3

Partij van de Arbeid

29

27

30

34

50

48

43

37

39

43

Communistische Partij van Nederland

10

8

6

4

7

3

4

5

6

7

Partij van de Vrijheid/

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

6

8

9

9

13

19

16

17

16

22

Katholieke Nationale Partij

1

2

Gereformeerd Politiek Verbond

1

1

2

2

Pacifistisch Socialistische Partij

2

4

4

2

2

Boerenpartij/Rechtse Volkspartij

3

7

1

3

Democraten ’66

7

11

6

Politieke Partij Radikalen

2

7

Democratisch-Socialisten ’70

8

6

Nederlandse Middenstands Partij

2

Rooms-Katholieke Partij Nederland

1

100

100

100

100

150

150

150

150

150

150

1977

1981

1982

1986

1989

1994

1998

2002

2003

2006

Christen-Democratisch Appèl

49

48

45

54

54

34

29

43

44

41

Staatkundig Gereformeerde Partij

3

3

3

3

3

2

3

2

2

2

Partij van de Arbeid

53

44

47

52

49

37

45

23

42

33

Communistische Partij van Nederland

2

3

3

Partij van de Vrijheid/

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

28

26

36

27

22

31

38

24

28

22

Gereformeerd Politiek Verbond

1

1

1

1

2

2

2

Pacifistisch Socialistische Partij

1

3

3

1

Boerenpartij/Rechtse Volkspartij

1

Democraten ’66

8

17

6

9

12

24

14

7

6

3

Politieke Partij Radikalen

3

3

2

2

Democratisch-Socialisten ’70

1

Reformatorisch Politieke Federatie

2

2

1

1

3

3

Evangelische Volkspartij

1

Centrumpartij

1

GroenLinks

6

5

11

10

8

7

Centrumdemocraten

1

3

Socialistische Partij

2

5

9

9

25

Algemeen Ouderen Verbond

6

UNIE 55+

1

`-

ChristenUnie

4

3

6

Leefbaar Nederland

2

Lijst Pim Fortuyn

26

8

Partij voor de Vrijheid

9

Partij voor de Dieren

2

50PLUS

150

150

150

150

150

150

150

150

150

150

2010

2012

2017

Christen-Democratisch Appèl

21

13

19

Staatkundig Gereformeerde Partij

2

3

3

Partij van de Arbeid

30

38

9

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

31

41

33 (32 na uittreden
Van Haga)

Democraten ’66

10

12

19

GroenLinks

10

4

14

Socialistische Partij

15

15

14

ChristenUnie

5

5

5

Partij voor de Vrijheid

24

15

20

Partij voor de Dieren

2

2

5 (4 na uittreden Van Kooten
Arissen)

50PLUS

2

4 (3 na uittreden Krol)

DENK

3

Forum voor Democratie

2 (3 na toetreden Van Haga)

Van Haga

0 (1 na toetreden Van Haga)

Krol

1 (2 na toetreden Van Kooten-Arissen; 1 na
uittreden Van Kooten Arissen)

Van Kooten Arissen

1 (0 na uittreden Van Kooten-Arissen;
1 na toetreden Van Kooten-Arissen)

150

150

150

Tot eind jaren vijftig wisselden relatief weinig zetels van partij. In 1959 veranderden slechts 16 zetels van eigenaar. Eind jaren zestig kwam daar verandering in: vanaf 1967 veranderden tussen de 30 en 40 zetels van politieke kleur. Na een relatief stabiele verkiezingsuitslag in 1989, toen slechts 19 zetels van kleur wisselden, trad in de jaren negentig een nieuwe stijging op: wisselingen van tussen de 50 en 70 zetels werden regel, met de verkiezingen van 2002 als een voorlopig hoogepunt toen 92 zetels van politieke kleur veranderden. Onderstaande tabel geeft de verschuivingen weer sinds de eerste na-oorlogse verkiezingen in 1946.

Zetelverschuivingen sinds 1948:

Verkiezingsjaar

van politieke kleur

veranderde zetels

grootste

zetelwinst

partij grootste

zetelwinst

1948

8 1

2 1

VVD

1952

10 1

3 1

PvdA

1956

14 1

4 1

PvdA

1959

16

6

VVD

1963

18

3

Boerenpartij

1967

30

7

D’66

1971

40

8

DS’70

1972

40

6

VVD

1977

37

10

PvdA

1981

27

9

D’66

1982

30

10

VVD

1986

34

9

CDA

1989

16

3 2

GroenLinks

1994

68

12

D66

1998

50

8

PvdA

2002

92 3

26

LPF

2003

48

19

PvdA

2006

60

16

SP

2010

68

15

PVV

2012

46

10

VVD

2017

38

10

GroenLinks

1 In 1956 kreeg de Tweede Kamer 150 i.p.v. 100 leden. De zetelverschuivingen voor 1948, 1952 en 196 zijn niet geextrapoleerd van 100 naar 150, de grootste zetelwinst evenmin. Het cijfer voor 1956 is berekend door de zetels van 1956 te herleiden tot 100. Het zetelaantal van 1959 is uiteraard vergeleken met het zeteltal van 150 in 1956.

2 GroenLinks (een fusie van EVP, CPN, PPR en PSP) kwam in 1989 in de Kamer met 6 zetels. De samenstellende partijen hadden in 1986 3 zetels. De winst voor GroenLinks is de winst t.o.v. het zetelaantal in 1986 van de samenstellende partijen.

De ChristenUnie kwam in 2002 met 4 zetels in de Tweede Kamer. Als zetelverschuiving is opgenomen het verschil tussen deze 5 zetels in 2002 en de 4 zetels in 1998 van RPF en GPV gezamenlijk.

Scroll naar boven