De eerste islamieten in Nederland

De volkstelling van 1879 geeft voor het eerst informatie over de aanwezigheid van islamieten in Nederland: dertien mannen en zesendertig vrouwen geven zich op als „Mahomedaan”. Vermoedelijk gaat het om personen (voor een groot deel studenten) afkomstig uit Nederlands-Indië, die zich met hun huispersoneel overwegend in Den Haag gevestigd hebben. In 1930 is hun aantal toegenomen tot 445 (zie tabel 4). In 1932 wordt de Perkumpulan Islam (later ook Perkumpulan Ummat Islam en Indonesische Islamitische Vereniging genoemd) opgericht, voor zover bekend de eerste islamitische organisatie in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog keert een deel van deze islamieten terug naar Indonesië om deel te nemen aan de onafhankelijkheidsstrijd. In 1947 is het aantal islamieten teruggelopen tot 300.

Tabel 4. Islamieten 1879-1971: aantal en bevolkingsaandeel.

Jaar

Aantal

%

Jaar

Aantal

%

1879

49

0,00

1930

445

0,01

1889

47

0,00

1947

300

0,00

1899

29

0,00

1960

1399

0,01

1909

54

0,00

1971

53975

0,41

1920

203

0,00

Bron: H. Knippenberg, De religieuze kuurt van Nederland, Assen, 1992, p. 275 (gebaseerd op de volkstellingen).

De omvang van het islamitische volksdeel steeg weer door de komst van Molukkers naar Nederland. Dit waren oud-militairen van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) met hun families, die in 1951 naar Nederland kwamen nadat Indonesië op 28 december 1949 onafhankelijk was geworden. Door hun KNIL-status was hun toestand tamelijk precair geworden. Pogingen een zekere mate van autonomie voor de Molukken binnen Indonesië te verkrijgen strandden en in 1950 riepen zij de onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken (Republik Maluku Selatan) uit. Een guerilla-oorlog tegen de Indonesische regering was het gevolg. Tijdens de soevereiniteitsoverdracht was afgesproken dat het KNIL ontbonden zou worden en de militairen de keus zouden hebben tot het Indonesische leger toe te treden of te demobiliseren. Een deel van de militairen wenste uitsluitend op het Molukse eiland Ambon of in Nederlands Nieuw-Guinea te worden gedemobiliseerd, wat op verzet stuitte van de Indonesische regering. De Nederlandse regering besloot daarop hen naar Nederland te halen voor een „tijdelijk” verblijf.

De overgrote meerderheid van de op deze wijze naar Nederland gekomen Molukkers was christen (93% protestant en 4,5% rooms-katholiek), slechts 2,5% was islamitisch. Toch kwamen zo ruim 300 Molukse islamieten naar Nederland, wat een verdubbeling van het aantal moslims betekende. Nadat de islamitische gezinnen eerst verspreid over de verschillende Molukse woonoorden in Nederland waren terechtgekomen, werd, na verschillende conflicten binnen de Molukse gemeenschap, in 1954 een apart islamitisch Moluks woonoord geopend: Wyldemerk bij het Friese Balk. In 1956 bouwde men daar op kosten van de Nederlandse staat een (eenvoudige) moskee.

Dit was overigens niet de eerste moskee in Nederland. Een jaar eerder was in Den Haag de Mobarak moskee geopend. Deze was een uitvloeisel van islamitische zending behorend tot de Ahmadiyya beweging (zie ook paragraaf 3.4). Al vóór de oorlog was deze beweging actief met zendingsarbeid onder Nederlandstaligen in Indonesië. Zo werden de koran en werken van Muhammad Ali (leider van de Lahore-tak van de beweging) in het Nederlands vertaald. Na de oorlog richtte de zendingsarbeid zich ook op Nederland zelf. Tussen deze beweging en de Molukse moslims bestonden goede contacten.

Al spoedig viel de Molukse gemeenschap van Wyldemerk echter uiteen in een pro-RMS en een pro-Indonesië groep, wat uiteindelijk ook ruimtelijk tot uitdrukking kwam. Tijdens herhuisvestingsoperaties in de jaren zestig kwam de pro-RMS groep terecht in Waalwijk en de pro-Indonesië groep in Ridderkerk. In beide plaatsen zouden op den duur eigen moskeeën ontstaan: in 1984 de moskee Bait al-Rahman in Ridderkerk en in 1990 de moskee an-Nur in Waalwijk.

Voor verdere informatie, zie:

  • F. Steijlen, RMS: van ideaal tot symbool. Moluks nationalisme in Nederland, 1951-1994, Amsterdam, 1996
  • G. van den Bergh, Wyldemerk. Kamp voor islamitische Molukkers, Ridderkerk, 1994
  • H. Smeets en J. Veenman, „Steeds meer ‘thuis’ in Nederland. Tien jaar ontwikkelingen in de Molukse bevolkingsgroep”, in: H. Vermeulen en R. Penninx (red.), Het democratisch ongeduld: de emancipatie van zes doelgroepen van het minderhedenbeleid, Amsterdam, 1994, pp. 15-43
  • A. van der Hoek, Religie in ballingschap: institutionalisering en leiderschap onder christelijke en islamitische Molukkers in Nederland, Leiden, 1994
  • E. Rinsampessy, Saudara Bersaudara. Molukse identiteit in processen van cultuurverandering, Assen, 1992
  • N. Landman, Van mat tot minaret de institutionalisering van de islam in Nederland, Amsterdam, 1992. Manuhutu en H. Smeets (red.) Tijdelijk verblijf. De opvang van Molukkers in Nederland, Amsterdam, 1991
  • D. Bartels, Moluccans in exile. A struggle for ethnic survival, Leiden, 1989
  • W. Manuhutu, „Molukkers in Nederland. Migranten tegen wil en dank”, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 100 (1987), pp. 432-445
  • J.M.M. van Amersfoort, Immigratie en minderheidsvorming. Een analyse van de Nederlandse situatie 1945-1973, Alphen aan den Rijn, 1974
  • J.M.M. van Amersfoort, De sociale positie van de Molukkers in Nederland, ’s-Gravenhage, 1971
  • Ambonezen in Nederland, Rapport van de commissie Verweij-Jonker, ’s-Gravenhage, 1959. 
Scroll naar boven