Majesteitsschennis

Van 1881 tot 2019 stonden in het Wetboek van Strafrecht enkele artikelen die majesteitsschennis strafbaar stellen. Het ging om de volgende artikelen:

  • Artikel 111 zette op opzettelijke belediging van de Koning een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van de vierde categorie
  • artikel 112 zette op belediging van de echtgenoot van de Koning een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie
    artikel 113 zette op het verspreiden etc. van een beledigend geschrift/afbeelding een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

Majesteitsschennis staat op gespannen voet met het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van betoging. Dat bleek al in 1886 toen de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar wegens majesteitsschennis.

De vraag wanneer een beperking op deze rechten kan worden gerechtvaardigd, werd tot 2019 naar de specifieke feiten en omstandigheden van het geval beoordeeld. De handhaving van strafbaarstellingen van belediging en majesteitsschennis had in ieder geval geen prioriteit. Toch is er de afgelopen jaren regelmatig gesproken over de spanning tussen vrijheid van meningsuiting en majesteitsschennis.

Op 5 februari 2013 stelde Pechtold (D66) mondelinge vragen aan minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) over het politieoptreden tegen iemand wegens het uiten van kritische teksten over de monarchie. Het ging om een studente met een kartonnen bord waarop de tekst stond: “Weg met de monarchie, het is 2013”. Zij werd door de politie weggevoerd. De minister vond dat dit een verantwoordelijkheid was van de lokale overheid, in dit geval van de gemeente Utrecht. Zie: Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, 48-2-2 t/m 48-2-4.

Een dag later, 6 februari 2013, stelden Pechtold en Schouw (beiden D66) schriftelijke vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis. De minister gaf in zijn antwoord aan er geen sprake is van een stijging van de vervolgingen en veroordelingen in dit verband.  Onderstaande gegevens zijn ontleend aan het antwoord van de minister, zie: Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 1467.

 

De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal personen dat volgens cijfers van het OM in eerste aanleg is veroordeeld voor het overtreden van artikel 111, artikel 112 en artikel 113:

Jaar

Artikel 111

Artikel 112

Artikel 113, lid 1

Artikel 133, lid 2

2000

1

1

0

0

2001

0

0

0

0

2002

0

1

0

0

2003

2

1

0

0

2004

0

0

0

0

2005

1

0

0

0

2006

1

0

0

0

2007

1

0

0

0

2008

1

0

0

0

2009

2

0

0

0

2010

1

0

0

0

2011

1

0

0

1

2012

1

0

0

0

De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal zaken dat het OM inschreef op grond van artikelen 111 tot en met 113 van het Wetboek van Strafrecht in de jaren 2000–2012. De toename van de instroom in het jaar 2002 kan worden verklaard uit de aanhoudingen die zijn verricht op de dagen rond het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima.

Jaar

Artikel 111

Artikel 112

Artikel 113, lid 1

Artikel 133, lid 2

2000

3

2

0

0

2001

0

0

1

0

2002

0

3

21

0

2003

3

0

0

0

2004

0

0

0

0

2005

5

0

1

0

2006

1

0

0

0

2007

5

0

0

0

2008

2

0

0

0

2009

1

0

0

0

2010

2

0

0

1

2011

2

0

1

0

2012

1

1

0

0

Het onderstaande overzicht betreft het aantal zaken waarin het OM een verdachte dagvaardde op grond van artikelen 111 tot en met 113 van het Wetboek van Strafrecht in de jaren 2000–2012. Daarnaast legde het OM in 2012 in één zaak een OM-strafbeschikking op voor overtreding van artikel 112 van het Wetboek van Strafrecht.

Jaar

Artikel 111

Artikel 112

Artikel 113, lid 1

Artikel 133, lid 2

2000

0

0

0

0

2001

0

0

0

0

2002

0

2

0

0

2003

2

1

0

0

2004

0

0

0

0

2005

1

0

0

0

2006

1

0

0

0

2007

2

0

0

0

2008

2

0

0

0

2009

1

0

0

0

2010

2

0

0

0

2011

1

0

0

1

2012

1

0

0.

0

Op 25 april stelde Van Tongeren (GroenLinks) schriftelijke vragen aan minister-president Rutte en aan minister Opstelten over het bericht dat het OM gevallen van majesteitsschennis toch zou gaan aanpakken (wat in strijd zou zijn met de uitspraak dat majesteitsschennis geen prioriteit heeft bij het OM). Zie: Aanhangsel Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 2362

Op 26 april 2013 4 dagen voor de inhuldiging van koning Willem-Alexander) zond de minister de Kamer een brief over de wijze waarop demonstranten tegen de monarchie zouden worden bejegend. De minister wijst er op dat de vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren begrensd worden door de Wet op de Openbare Manifestaties en het Wetboek van Strafrecht. Het is aan het lokaal bevoegd gezag om een afweging te maken over eventueel optreden. Elk optreden kan zo nodig altijd getoetst worden bij de rechter, aldus Opstelten. Zie: Bijlage 33.400 VII, Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 65, brief minister Veiligheid en Justitie, 26 april 2013.


Schouw (D66) stelde op 2 mei 2013 schriftelijke vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie over het preventief vastzetten van ‘gevaarlijke eenlingen’ in verband met de troonswisseling, zie: 
Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 2363

Kooiman (SP) stelde op 3 mei 2013 schriftelijke vragen aan de minister van Veiligheid en Justitie over de aanhouding van twee demonstranten op de Dam. Ook Schouw (D66) stelde hier, op 6 mei, vragen over.

Zie:

  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 2357
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2012-2013, nr. 2361

Op 22 april 2016 diende Verhoeven (D66) het initiatiefwetsvoorstel Vervallen enkele bijzondere bepalingen over belediging staatshoofden en andere publieke personen en instellingen in, zie: Bijlage 34.456.
Het voorstel schrapt de bijzondere strafbaarstellingen voor majesteitsschennis in artikelen 111 tot en met 113 Wetboek van Strafrecht. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer werd (ter compensatie) geregeld dat de maximale gevangenisstraf voor belediging van de Koning, diens echtgenoot, de vermoedelijk opvolger, diens echtgenoot en de regent werd verhoogd: van drie maanden naar vier maanden. Daarnaast werd (eveneens ter compensatie) geregeld dat het openbaar ministerie (OM) ambtshalve kan blijven vervolgen in dit soort gevallen.

Het voorstel werd op 10 april 2018 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, 50PLUS, D66, VVD, PVV en FvD stemden vóór, CDA, ChristenUnie, SGP, DENK stemden tegen. Zie TweedeKamer.nl

De plenaire behandeling van het voorstel door de Eerste Kamer vond plaats op 12 maart 2019. Het wetsvoorstel werd op 19 maart 2019 aangenomen. VVD, PvdA, GroenLinks, PvdD, 50PLUS, OSF, SP, D66 en PVV stemden vóór, SGP, ChristenUnie en CDA stemden tegen. Zie EersteKamer.nl.

Scroll naar boven