Kenmerken begrotingsstelsel

Op dit moment wordt binnen de rijksoverheid het geïntegreerde kasverplichtingenstelsel gehanteerd als begrotingsstelsel. Het betreft een combinatie van een tweetal stelsels, te weten het kasstelsel en verplichtingenstelsel. Daarnaast zijn nog te onderscheiden het verkregen rechtenstelsel en het stelsel van baten en lasten. Bij alle vier wordt eerst kort stilgestaan.

In het kasstelsel geldt het ogenblik van feitelijke betaling of ontvangst als boekingsmaatstaf. Er moet dus geadministreerd worden op het moment dat het geld feitelijk in of uit de “kassen” gaat.

In het verplichtingenstelsel wordt een transactie geboekt op het moment dat er een eerste verplichting ontstaat. Aangesloten wordt bij het juridische verplichtingenbegrip. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een verdrag, een wet, een koninklijk besluit, een ministeriële regeling, een beschikking en een verbintenis; de feitelijke uitgave volgt meestal later.

In het stelsel van verkregen rechten, een stelsel dat was voorgeschreven voor de uitgavenkant van de rijksbegroting in de Comptabiliteitswet (CW) 1927, worden op de uitgavenbegroting geraamd de bedragen waartoe crediteuren van de overheid door levering van goederen of diensten rechten verkrijgen. Het moment van materiële levering van goederen en diensten staat hier centraal als boekingsmaatstaf.

Het stelsel van baten en lasten administreert uitgaven op het moment van waardeverbruik door de overheid. Het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten optreedt, is hier het criterium. De waarde-afschrijving wordt als uitgave geboekt.

Scroll naar boven