Milieu

Toekomstverkenning op het gebied van het milieu is in Nederland in een stroomversnelling geraakt door de nationale milieubeleidsplannen van de regering. Deze beleidsdocumenten, die om de vier jaar verschijnen, worden voorafgegaan door een nationale milieuverkenning die wordt opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Op de eerste verkenning Zorgen voor Morgen (1988) zijn er inmiddels drie gevolgd. De meest recente is: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nationale Milieuverkenning 4 1997-2020, Alphen aan de Rijn, 1997.

Van de verschenen reeks milieuverkenningen is „Zorgen voor Morgen” het meest bekend geworden. Bevatte die een verkenning van de milieuproblemen op zowel mondiaal, continentaal als uiteindelijk Nederlands schaalniveau, bij de daarop volgende verkenningen gaat het voornamelijk om Nederland. De optiek in deze laatste verkenningen is ook anders. In de eerste ging het om informatie die ook relevant is voor de bepaling van de doeleinden van milieubeleid; bij de latere verkenningen worden de doelstellingen van het milieubeleid als gegeven beschouwd en staat de evaluatie van het beleidsinstrumentarium centraal.

Ook in „Nationale Milieuverkenning 4” wordt nagegaan in hoeverre het vastgestelde beleid toereikend is om de gestelde doeleinden te bereiken. Voor de belangrijkste knelpunten wordt vervolgens verkend langs welke mogelijke beleidslijnen het bereiken van de doeleinden dichterbij kan worden gebracht. Voor het beantwoorden van de eerste vraag is met een groot aantal onderzoeksinstellingen van de overheid samengewerkt om te bereiken dat door de diverse wetenschappelijke invalshoeken consensus wordt verkregen over de analyse van de knelpunten. De ontwikkelingen op milieugebied zijn immers niet uitsluitend afhankelijk van het gevoerde milieubeleid, maar bijvoorbeeld ook van het verloop van de economie. Deze staat evenwel niet los van de ontwikkeling van de wereldhandel, enzovoorts. Daarom wordt de vraag naar de effectiviteit van het milieubeleid geplaatst tegen de achtergrond van de drie economische wereldscenario’s en hun verbijzondering voor Nederland in de in paragraaf 3 aangehaalde studie van het Centraal Planbureau. Evenzo is gebruik gemaakt van toekomstonderzoek van onder meer de RPD, het CBS, de Adviesdienst Verkeer en Vervoer, het Energie-onderzoek Centrum Nederland, het KNMI, het Landbouw-Economisch Instituut, het Staring Centrum, het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium en het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling. Dit samenwerkingsverband heeft geleid tot een sterke coördinatie van het toekomstverkennend werk dat ten grondslag ligt aan een veelheid van beleidsnota’s die in de tweede helft van de jaren negentig zijn verschenen. Hieronder zullen nog verschillende andere voorbeelden van dergelijke verkenningen aan bod komen.

De resultaten van de verkenningen van dit samenwerkingsverband geven aan dat de afgelopen jaren dankzij het milieubeleid een daling van de milieudruk – met uitzondering van CO2 – is bereikt, die zich ondanks economische groei in de komende tijd nog zal voortzetten. De thans vastgestelde beleidsinspanningen zijn echter niet toereikend om deze „ontkoppeling” vast te houden in de decennia na 2000. De ontwikkeling van de milieudruk zal dan herkoppelen met de economische groei. Het algemene beeld is dat een hogere efficiëntie op tal van gebieden ruimschoots ingehaald zal worden door volume-effecten.

Afhankelijk van het economisch scenario zal de productie in de komende 25 jaar groeien met 50 tot 125%. De structuur van de Nederlandse economie wordt minder materiaal- en energie-intensief doordat de verwerkende industrie een groter aandeel krijgt ten koste van de basisindustrie. Maar per saldo blijft de Nederlandse economie zeer energie-intensief. In alle drie scenario’s speelt de transport- en distributiefunctie blijvend een grote rol in de Nederlandse economie. Het transportvolume zal groeien met 65 à 200%.

De groei van de consumptie blijft eveneens een belangrijke drijfveer achter de toenemende milieu- en ruimtedruk. De consumptie per hoofd neemt tussen 1996 en 2020 toe van 45 tot 100%. Ondanks enige vermindering van de milieudruk per bestede gulden groeit in deze periode het huishoudelijk elektriciteitsgebruik bij ongewijzigd beleid met 60-140%, het gebruik van personenauto’s met 15-25%, het vliegverkeer met 140-300% en de hoeveelheid huishoudelijk afval met 15-35%.

Per saldo zal het energiegebruik minder snel groeien dan de economie, namelijk met 8 tot 45%. De emissie van CO2 stijgt tot 2020 met 3 tot 30%, in plaats van de beoogde stabilisatie. De aanvankelijke daling van de emissie van de meeste andere stoffen zal bij het huidige beleid vanaf 2000/2010 overgaan in een stijging tot hogere niveaus dan de gestelde doelen. De grootste knelpunten blijven de emissies van CO2, NOx, NH3 en de stikstof- en fosfaatbelasting van bodem en water. De belangrijkste factoren hierbij zijn de energie-intensieve Nederlandse economie, de hoge bevolkingsdichtheid en de daarmee samenhangende verstedelijking en mobiliteit, en de intensieve veehouderij waarvan de emissies de Nederlandse ecosystemen en de drinkwatervoorraden aanzienlijk belasten.

Naast een verkenning van de knelpunten biedt het rapport ook een verkenning van de mogelijkheden om deze het hoofd te bieden. Duidelijk wordt gemaakt dat gemakkelijke oplossingen niet meer toereikend zijn voor het alsnog bereiken van de gestelde doeleinden.

Scroll naar boven