Zetelverdeling Eerste Kamer

De zetelverdeling naar politieke richting in de Eerste Kamer sinds 1888 is opgenomen in onderstaande tabellen. .

Samenstelling Eerste Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels,1888-1917.

1888

1889

1892

1893

1894

1896

1901

1902

1903

1904

1909

1910

1911

1913

1916

1917

ARP

1

1

2

4

3

4

5

6

6

11

10

10

10

9

9

9

Rooms-katholieken

10

11

11

12

12

13

13

14

14

17

18

18

18

18

17

17

Liberalen

35

35

35

32

33

31

30

27

27

18

18

17

16

15

16

16

Conservatieven

4

3

2

2

1

1

1

1

1

Christelijk-hist/CHU

1

1

1

2

2

3

3

4

4

4

4

4

VDB

1

1

1

2

2

2

2

SDAP

2

2

2

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

50

Samenstelling Eerste Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, 1918-1940.

1919

1922

1923

1926

1929

1932

1935

1937

ARP

9

14

8

7

6

6

6

7

CHU

4

7

7

7

7

7

7

6

RKSP

17

21

16

16

16

16

16

16

VDB

2

4

3

3

4

4

3

2

SDAP

4

3

11

11

11

11

11

12

Liberalen/Liberale

Staatspartij „De

Vrijheidsbond”

14

1

5

6

6

6

5

3

NSB

2

4

50

50

50

50

50

50

50

50

Vergeleken met de zetelverdeling in de Tweede Kamer kenmerkte de zetelverdeling in de Eerste Kamer zich door haar stabiliteit. Zo behielden de gezamenlijke liberale groeperingen in de Eerste Kamer tussen 1888 en 1904 de meerderheid, die ten slotte door een aparte ontbinding van de Eerste Kamer in 1904 – op voorstel van het toenmalige kabinet-Kuyper – werd doorbroken. Van 1904 tot 1971 behaalde de RKSP – vanaf 1946 de KVP – samen met de ARP en de CHU een meerderheid.

Sinds in 1983 grondwettelijk is vastgelegd dat de gehele Eerste Kamer binnen drie maanden na verkiezingen voor Provinciale Staten wordt gekozen, doen de verschuivingen bij Eerste-Kamerverkiezingen nauwelijks meer onder voor die bij Tweede-Kamerverkiezingen. Op 6 juni 1995 nam de Senaat afscheid van 33 leden die in de nieuwe samenstelling van de kamer niet terug zouden keren. In juni 1999 traden 34 nieuwe Eerste-Kamerleden aan en in 2003 zelfs 36 nieuwe leden, onder wie twee voormalige senatoren.

Samenstelling Eerste Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, 1945-1974.

1946

1948

1951

1952

1955

1956

1956

1959

1963

1966

1969

1971

1974

KVP

17

17

16

17

17

17

25

26

26

25

24

22

16

ARP

7

7

7

7

7

7

8

8

7

7

7

7

6

CHU

5

5

6

6

6

6

8

8

7

7

8

7

7

SGP

1

1

1

PvdA

14

14

14

14

14

15

22

23

25

22

20

18

21

CPN

4

4

3

2

2

1

4

2

1

1

1

3

4

PvdV/VVD

3

3

4

4

4

4

7

8

7

8

8

8

12

PSP

2

3

3

1

BP/RVP

2

3

1

D66

6

3

PPR

1

2

4

50

50

50

50

50

50

75

75

75

75

75

75

75

Samenstelling Eerste Kamer naar politieke partij en aantal kamerzetels, 1974-2015

1977

1980

1981

1983

1984

1986

1987

1991

1995

1999

2003

2007

2011

2015

CDA

24

27

28

26

26

26

26

27

19

20

23

21

11

12

SGP

1

1

1

2

2

2

1

2

2

2

2

2

1

2

PvdA

25

26

28

17

17

17

26

16

14

15

19

14

14

8

CPN

2

1

1

2

2

2

1

VVD

15

13

12

17

17

16

12

12

23

19

15

14

16

13

GPV

1

1

1

1

1

1

1

1

PSP

1

1

2

2

2

1

BP/RVP

1

D66

2

4

6

6

6

5

12

7

4

3

2

5

10

PPR

5

3

1

1

1

2

1

RPF4

1

1

1

1

1

1

GL1

4

4

8

5

4

5

4

AOV2

2

SP

1

2

4

12

8

9

OSF3

1

1

1

1

1

1

CU4

4

2

4

2

3

LPF

1

PvdD

1

1

2

PVV

10

9

50PLUS

1

2

75

75

75

75

75

75

75

75

75

75

75

75

75

75

Noten:

1  Vanaf 13 februari 1990 werkten de CPN, de PSP en de PPR reeds samen in één fractie van GroenLinks.

2  Direct bij de beëdiging van de nieuw gekozen leden splitste de heer Hendriks zich af van de AOV-fractie.

3  Van 1995 tot 1999: Groep Bierman.

4  Sedert 1999 vormen GPV en RPF in de Eerste Kamer één fractie, vanaf 2001 onder de naam ChristenUnie.

2015 2019
Forum voor Democratie 12 (9 sinds 20
augustus 2019; 3 sinds 8 december 2020;
2 sinds 14 december 2020)
VVD 13 12
CDA 12 9
GroenLinks 4 8
D66 10 7
PvdA 8 6
PVV 9 5
SP 9 4
ChristenUnie 3 4
Partij voor de Dieren 2 3
Fractie-Otten 3 (sinds 20 augustus 2019)
Fractie-Van Pareren 6 (sinds 8 december 2020, 7 sinds 14 december 2020)
SGP 2 2
50PLUS 2 2
Onafhankelijke SenaatsFractie 1 1
75 75

Vanaf 1918 – een jaar na de invoering van het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging in 1917 – heeft de coalitie van regeringspartijen ook altijd de meerderheid in de Eerste Kamer behouden. De integrale verkiezing van de Senaat sinds 1983 heeft wel als consequentie dat bij de verkiezingen voor Provinciale Staten ook de vraag centraal staat of de zittende regeringspartijen hun meerderheid wel zullen behouden. Met de extra grote verschuivingen in de zetelverdeling is de kans extra groot dat een kabinet tussentijds zijn meerderheid in de Senaat verliest.

Hoe uiteenlopend de vraag of de vertrouwensregel ook geldt voor de verhouding tussen de Eerste Kamer en het kabinet – net als voor de verhouding tussen de Tweede Kamer en het kabinet – ook beantwoord wordt, voor iedereen is duidelijk dat een zittend kabinet het bepaald moeilijk krijgt als het slechts op de steun van een minderheid in de Eerste Kamer kan rekenen. Elk wetsvoorstel moet immers de steun van een meerderheid krijgen om het Staatsblad te bereiken. Met name in 1987 en 1999 waren de statenverkiezingen extra spannend. De kabinetten-Lubbers II respectievelijk -Kok II behielden met 38 van de 75 zetels de kleinst mogelijke meerderheid in de Senaat.

Verkiezingen voor Provinciale Staten gaan in verband hiermee haast voorspelbaar gepaard met een discussie over de positie c.q. het bestaansrecht van de Eerste Kamer.

Mede naar aanleiding van “de nacht van Wiegel” in 1999 is onder het kabinet-Kok II door minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een Notitie Reflecties over de positie van de Eerste Kamer aan Tweede en Eerste Kamer aangeboden. Een meerderheid van CDA en VVD in de Eerste Kamer liet in een uitvoerig openbaar debat weten geen wezenlijke verandering in de positie van de Eerste Kamer aan te willen brengen. De Tweede Kamer heeft van een openbaar debat over de positie van de Eerste Kamer afgezien.

Zie voor de betrokken notitie: Bijlage 26.976, Handelingen Tweede Kamer, 1999-2000.

Zie voor de steeds weerkerende discussie over het bestaansrecht van de Eerste Kamer: Bert van den Braak, De Eerste Kamer; Geschiedenis, samenstelling en betekenis 1815-1995; diss. Den Haag, 1998; zie met name hoofdstuk 8: “Doel en grond”, discussie en praktijk, pp. 395-429.

Scroll naar boven