Integraal veiligheidsbeleid

In het Integraal Veiligheidsprogramma (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Den Haag, juni 1999) ontwikkelt het kabinet een visie op (on)veiligheid. Het kabinet gebruikt de volgende omschrijving: ‘Veiligheid is het aanwezig zijn van een zekere mate van ordening en rust in het publieke domein en van bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen. Onveiligheid is alles wat hierop inbreuk maakt. (On)veiligheid is dus een veelomvattend begrip. De behoefte aan meer veiligheid is groot. In onderzoek kennen burgers aan veiligheid steevast een grote waarde toe. Veiligheidszorg is bij uitstek een kerntaak van de overheid en dus ook van de politie. Maar bij sommige taken van de politie kunnen private partijen de werkzaamheden van de politie aanvullen: bijvoorbeeld het bewaken van industrieterreinen door particuliere beveiligingsbedrijven. Onder bepaalde voorwaarden sluit de overheid thans niet langer particuliere beveiligingsorganisaties uit van het houden van toezicht in het publieke domein. Tot voor kort rustte hier een taboe op. In het integrale veiligheidsbeleid hebben gemeenten de lokale regierol. Zij maken afspraken met „partners in veiligheid”: woningcorporaties, scholen, hulpverleningsinstellingen en andere maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, burgers en natuurlijk ook de politie. Het lokale beleid dient te worden afgestemd op het strafrechtelijke handhavingsbeleid van het openbaar ministerie en mogelijkheden voor bestuurlijke handhaving. Voor de provincies zijn taken weggelegd op het gebied van jeugdzorg, verkeersveiligheid, infrastructuur, gezondheidszorg (inclusief drugsbeleid), ruimtelijke ordening en milieu. De rijksoverheid ziet voor haarzelf vooral een coördinerende rol: gebruik van en aanpassing van regelgeving voor landelijk, centraal beleid, faciliteren van gemeenten bij lokaal veiligheidsbeleid komen hierbij onder andere aan de orde. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangewezen als coördinerend bewindspersoon. Handhaving is bij alle bestuurlijkslagen het sluitstuk van beleid en wetgeving. Handhaving is aan de orde indien op preventie gerichte inspanningen falen. Speerpunten in het huidige integrale veiligheidsbeleid zijn overlast, geweld en horeca, jongeren en veiligheid, overvallen en straatroof, voertuigcriminaliteit, veilige leefomgeving en verkeersveiligheid.

De overheid heeft omgevingscenario’s opgesteld ten behoeve van het toekomstige veiligheidsbeleid. De volgende factoren komen naar voren. De individualisering schrijdt verder voort. De burger is minder afhankelijk van andere burgers en voelt zich daar ook minder mee verbonden. De mobiliteit van burgers neemt ook verder toe. Bij hun handelen varen burgers minder op het kompas van normen en waarden uit hun sociale omgeving. Waarden als traditie, duurzaamheid, solidariteit en volgzaamheid worden in toenemende mate vervangen door waarden als zelfstandigheid, flexibiliteit, zelfontplooiing en emancipatie. Zie verder:

  • Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie (SMVP), Bestuurlijke preventie van georganiseerde misdaad, Dordrecht, 1999
  • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Integraal Veiligheidsprogramma, Den Haag, juni 1999.
  • G.J.N. Bruinsma, Politie en integrale veiligheid, in: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller en U. Rosenthal, Politie. Studies over haar werking en organisatie, Alphen aan den Rijn, 1999, pp. 535-547
  • Raad voor het Openbaar Bestuur, Op de handhaving beschouwd. Toezien op een versterkte en uitvoerbare lokale handhavingsstructuur, Den Haag, 1998
  • Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Openbare orde en veiligheid in 2010. Vier omgevingsscenario’s, 1998
  • J. Struikma en F.C.M.A. Michels, Gewapend bestuursrecht: een onderzoek naar de mogelijkheid om misdadige activiteiten te bestrijden met behulp van de regelgeving op het gebied van de bouwvergunning, de milieuvergunning en de aanbesteding, Zwolle, 1994
Scroll naar boven