Inhoudelijke ontwikkelingen

De Twentse hoogleraar Politiestudies Van der Vijver (C. D. van der Vijver, De tranen van Foucault. Inaugurele rede Universiteit Twente, Enschede, 1998) wijst op drie strategische processen binnen de politie, die het gevaar herbergen van versplintering en uiteenvallen van (onderdelen van) de politie. Het gaat om de volgende ontwikkelingen.

Communitarisering
Het communitarisme gaat ervan uit dat de mens principieel maatschappelijk is, qua betrokkenheid en qua intensiteit. Normen, waarden en doelen krijgen vorm en inhoud door interactie tussen individu en gemeenschap. Het communitarisme kent grote waarden toe aan een verantwoordelijke, betrokken burger, die een rol speelt in de vormgeving van de samenleving. In de rechtshandhaving was deze benadering jaren lang ondenkbaar. Bij de politie vindt met deze benadering bij community policing: gemeenschapsgericht politiewerk, bijvoorbeeld in de vorm van wijkagenten en gebiedsgebonden politiewerk (preventie, probleemoplossing en conflictbemiddeling staan hier centraal). De burger is partner in de aanpak van onveiligheid in de wijk. De politie is gericht op ondersteuning, op conflictoplossing. In essentie is er sprake van een compliance-benadering. Bij communitarisering wordt de burger aangesproken op zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid.

Disciplinering
Disciplinering is de verzameling technieken die de ordening van mensen waarborgt. Ordening door middel van disciplinering wordt steeds belangrijker. Veelal wordt verondersteld dat er een afnemende bereidheid is om zich aan regels te houden. Als reactie hierop wordt een zwaar offensief van handhaving en toezicht ingezet. Er wordt strenger gestraft en strenger opgetreden, denk aan zero tolerance (het zonder pardon verbaliseren van iedere overtreding van regels). Dit heeft ook gevolgen voor de handhavings- en toezichtstaak van de politie. Disciplinering is gebaseerd op een cultuur van wantrouwen: volgzaamheid en gehoorzaamheid worden afgedwongen.

Panoptisering
Panoptisering is een gevolg van de huidige risico-maatschappij (Risk Society), een samenleving waarin uiteenlopende soorten maatschappelijke risico’s en het beheersbaar houden daarvan centraal staan. Sociale beheersing bestaat uit communicatie over zaken als risico-analyses, risico-classificaties en risico-audits. Informatieverzameling en -uitwisseling zijn van het grootste belang tegen de achtergrond van het feit dat de omvang van geautomatiseerde gegevens voortdurend toeneemt. De narratieve werkelijkheid wordt vervangen door een informatorische werkelijkheid: panoptisering. Voor de politie wordt deze ontwikkeling beschreven door Ericson en Haggerty (R. V. Ericson en K. D. Haggerty, Policing the Risk Society, Oxford, 1997). De politie is in hun visie niet langer gericht op de strafrechtelijke handhaving, maar treedt op als informatiemakelaar tussen uiteenlopende maatschappelijke sectoren. Individuele criminele geschiedenissen worden doorgegeven aan overheidsinstanties, bedrijven, scholen, hulpverleningsinstellingen; uiterst minitieuze analyses van verkeersongevallen aan gezondheidsautoriteiten en verkeersveiligheidsorganisaties. Politiewerk wordt het invullen van formulieren en geautomatiseerde bestanden. Handhaving geschiedt ook op afstand door informatie- en communicatietechnologie en door kansrekening op grond van remote sensing. Data-policing is een nieuwe loot aan de politiestam. De burger is een object van risicobeheersing in een cultuur van wantrouwen.

Naast deze drie ontwikkelingen verandert ook het recherchewerk van de politie: de opsporing van strafbare feiten. Aan de ene kant krijgt recherchewerk steeds meer betekenis in de basispolitiezorg. Vele vormen van criminaliteit tasten het lokale leefklimaat aan. Het lokale bestuur vraagt om opsporing van deze lokaal gebonden misdrijven en om reclassering van de daders. Het grote aanbod van deze lokaal gebonden criminaliteit zorgt ervoor dat de recherche in dit opzicht niet langer een specialisme is, maar een onderdeel van de basispolitiezorg. Aan de andere kant neemt de druk van zware vormen van criminaliteit toe. Deze criminaliteit wordt steeds complexer en (inter)nationaler. De bestrijding van zware criminaliteit heeft te maken met problemen die in de praktijk moeilijk oplosbaar zijn:

  • internationalisering van de criminaliteit met grensoverschrijdende bewegingen van personen, geld en goederen
  • toenemend falen van klassieke opsporingsmethoden als bijvoorbeeld de telefoontap. Denk aan anoniem GSM-verkeer
  • moeizame informatieuitwisseling met buitenlandse, maar ook tussen Nederlandse korpsen.

Zie verder:

  • E.J. van der Torre en E. van Harmelen, Basispolitiezorg en hulpverlening, in: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller en U. Rosenthal, Politie. Studies over haar werking en organisatie, Alphen aan den Rijn, 1999, pp. 399 – 421
  • H.G. van de Bunt en W.M. Gemert, Opsporing, in: C.J.C.F. Fijnaut, E.R. Muller en U. Rosenthal, Politie. Studies over haar werking en organisatie, Alphen aan den Rijn, 1999, pp. 381-397
  • C.D. van der Vijver, De tranen van Foucault. Inaugurele rede Universiteit Twente, Enschede, 1998
  • M. Kruissink, C. Verwers en N. Dijkhoff, Organisatie van de recherchefunctie. Een inventarisatie in de 25 regiokorpsen, Den Haag: WODC, 1998
  • R.V. Ericson en K.D. Haggerty, Policing the Risk Society, Oxford, 1997
  • Ad van Ruth en Lodewijk Gunther Moor met een nabeschouwing van Ybo Buruma, Lekken of verstrekken? De informatieuitwisseling tussen opsporingsinstanties en derden, Ubbergen, 1997
  • W.Ph.Stol, Politieoptreden en informatietechnologie: over sociale controle van politiemensen, Lelystad, 1996
  • Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, Toekomst gezocht. Het functioneren van de politie ter discussie, Dordrecht, 1995
  • U. Beck, Risk Society: Toward a New Modernity, London, 1992.
Scroll naar boven