Volkshuisvesting

In 1997 verscheen: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer/Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting, Woonverkenningen MMXXX. Wonen in 2030, Den Haag, 1997.

Deze verkenning werd tegelijk gepubliceerd met „Nederland 2030” (zie paragraaf 6); beide studies zijn ook inhoudelijk op elkaar afgestemd. Vooruitzien op het gebied van volkshuisvesting is belangrijk vanwege de grote inertie van de gebouwde omgeving: een woning gaat 125 jaar mee, en het geheel vervangen van de woningvoorraad duurt 1000 jaar. Tot 2030 betreft de uitbreiding van de voorraad nog geen 20% van die uit 1997. In de Woonverkenningen worden de contouren onderzocht waarbinnen de toekomstige woonwensen zich kunnen ontwikkelen. De keuzeruimte wordt bepaald door economische, demografische, sociaal-culturele en technologische factoren. De mogelijkheden hiervan zijn geordend in drie scenario’s: Verdeeldheid, Coördinatie en Competitie. De scenario’s zijn voor de economische en demografische ontwikkelingen gelijk aan de veronderstellingen in de scenario’s van het Centraal Planbureau (zie paragraaf 3), maar voor de (relatie met) voor huisvesting cruciale sociaal-culturele ontwikkeling, namelijk de huishoudensontwikkeling, is aangesloten bij eigen, al lang gehanteerde instrumenten. Het betreft de huishoudensontwikkeling die uiteraard bepalend is voor de woningbehoefte. Deze is geraamd met het zogenaamde PRIMOS-model op basis van het Woningbehoefte Onderzoek van 1993/1994. Met behulp van het Trendmodel, welk rekenmodel eveneens door Volkshuisvesting is ontwikkeld, zijn de huishoudensontwikkelingen vertaald naar woningbehoeften in 2030. De huishoudensontwikkeling betreft niet de enige voor de woningbehoefte belangrijke sociaal-culturele factor. Hiernaast is ingegaan op andere, vooral voor de verlangde kwaliteit belangrijke ontwikkelingen als vergrijzing, leefstijlen, en dergelijke Dit alles resulteerde in een typologie van verlangde woonmilieus: Centrum Stedelijk, Centrum Dorps, Buiten centrum, Rand milieu, en Landelijk wonen. De tot 2030 verlangde toename van de woningvoorraad loopt – afhankelijk van het scenario – uiteen van 1,2 tot 1,8 miljoen woningen. Deze macrocijfers zijn per scenario gedesaggregeerd naar de verlangde hoeveelheid per type woningmilieu. Vervolgens zijn deze bevindingen in verband gebracht met de vier scenario’s uit Nederland 2030, namelijk Palet, Parklandschap, Stromenland en Stedenland. Hierdoor werden de ruimtelijke consequenties zichtbaar gemaakt van de gekwantificeerde en gekwalificeerde woningbehoefte in 2030.

Scroll naar boven