Jaren tachtig: teruggang en matiging

Zowel de „brede” als de „radicale” bewegingen beleefden aan het begin van de jaren tachtig een hoogtepunt, om daarna beide in te zakken.

Het „finest hour” van de „brede beweging” deed zich voor in de jaren 1981 en 1983, toen ongekend grote aantallen Nederlanders demonstreerden tegen de plaatsing van kruisraketten. Teleurstellend voor de actievoerders was het resultaat van de meest massale buitenparlementaire actie na de Tweede Wereldoorlog: van (langdurig) uitstel door de regering van de beslissing tot plaatsing kwam geen afstel. Sommige actievoerders organiseerden vervolgens radicalere acties, zoals symbolische blokkades tegen de plaatsing van kruisraketten, maar het aantal deelnemers bleef beperkt en ook deze acties sorteerden geen succes. Dat de plaatsing van kruisraketten uiteindelijk toch niet doorging, moet dan ook aan andere oorzaken dan aan de acties van de vredesbeweging toegeschreven worden.

Dat zo een massale beweging zo weinig invloed op de politieke besluitvorming leek uit te oefenen, heeft vermoedelijk vele deelnemers een „kater” bezorgd en in ieder geval het voeren van acties niet gestimuleerd.

In het algemeen leken de maatschappelijke en politieke verhoudingen in de jaren tachtig voor nieuwe sociale bewegingen aanmerkelijk minder gunstig dan in de jaren zeventig. In de politieke besluitvorming lag het accent op bestrijding van de economische teruggang, de werkloosheid en het financieringstekort en stimulering van het bedrijfsleven, waardoor de ontvankelijkheid voor de eisen van sociale bewegingsorganisaties afnam. Centrum-rechtse regeringen maakten de dienst uit en de PvdA deed langzaam maar zeker afstand van de „erfenis van de jaren zestig”. De vakbeweging had de acties tegen de kruisraketten ondersteund, onder andere in de vorm van een werkonderbreking, maar richtte zich daarna meer op directe belangenbehartiging, ten koste van „bredere” doelstellingen als het milieu en internationale solidariteit. Van een verschuiving onder de bevolking van „materialistische waarden” als veiligheid, economische groei en prijsstabiliteit naar „postmaterialistische waarden” als een schoon milieu, ontplooiing en democratisering was niets te merken. Socialistische waarden en idealen raakten door de ontwikkelingen in Oost-Europa, China en Cuba in diskrediet.

Dat betekende niet dat er geen collectieve actie meer gevoerd werd, integendeel. Zo ontstonden er in de jaren tachtig zeer vele comités van bewoners van „gifgronden” die zich sterk maakten voor een adequate schoonmaak van de grond c.q. een goede schaderegeling voor de belanghebbenden. Maar de maatschappijkritische pretenties en idealen die kenmerkend waren voor nieuwe sociale bewegingen, verloren drastisch aan betekenis, met als gevolg dat de nieuwe sociale bewegingen uiteenvielen. Alleen de milieubeweging leek zich aan het einde van de jaren tachtig weer te herstellen, toen de politieke en maatschappelijke aandacht voor milieuvraagstukken toenam en de aantallen leden en donateurs van milieuorganisaties stegen.

In het begin van de jaren tachtig bereikte ook de radicalisering van delen van de nieuwe sociale bewegingen haar hoogtepunt. „Autonome” actievoerders blokkeerden de kerncentrale Dodewaard in 1980 en 1981, brachten met kraakacties en hardhandig verzet tegen ontruimingen van gekraakte panden vooral Amsterdam en Nijmegen in rep en roer en voerden tal van directe acties tegen militaire objecten. Met name krakers boekten daarbij enig succes, maar door extreme acties isoleerden de „autonomen” zich van de rest van de samenleving. Na 1982 viel dit naar Nederlandse maatstaven ultra-radicale bestanddeel van de nieuwe sociale bewegingen snel uit elkaar. Sommige activisten matigden zich, anderen trokken zich al dan niet gedesillusioneerd geheel uit het actiewezen terug, enkelingen radicaliseerden nog verder en vormden groeperingen als het MAF (Militant Autonomen Front) en RaRa, dat in ons land terroristische acties introduceerde; zo werden er aanslagen gepleegd op vestigingen van het SHV-concern vanwege diens activiteiten in Zuid-Afrika. Slachtoffers waren er evenwel niet te betreuren. Eén van de weinigen die zware kwetsuren opliepen ten gevolge van harde acties, was een extreem-rechtse activiste; zij liep haar verwondingen op toen een groot aantal autonome actievoerders naar een hotel in Kedichem trok waar extreem-rechts in 1986 een meeting hield. Het hotel ging in vlammen op. De activiste kwam later als partijgenoot van Janmaat in de Tweede Kamer, maar slaagde er niet in de status van martelaar te krijgen, vermoedelijk wegens de grote impopulariteit van de Centrum-Democraten. Daar stond in 1985 de dood onder mysterieuze omstandigheden van kraker Hans Kok in een Amsterdamse politiecel tegenover; dat was tevens een van de laatste gelegenheden dat krakers massaal in actie kwamen.

Binnen de (restanten van) nieuwe sociale bewegingen won de spirituele, min of meer mystieke, naar binnen gekeerde stroming, ook wel aangeduid als „persoonlijke groei-beweging”, langzaam maar zeker terrein.

Scroll naar boven