Conclusies

Binnen het grotere verband van het Heilig Roomse Rijk verwerft, weet het regionale niveau een vrij zelfstandige positie. Tussen landsheer en lokale stedelijke en landelijke elites ontstaat een netwerk van interdependente verhoudingen, waarvan de elites tot in de negentiende eeuw van betekenis zullen blijven. Tijdens de Republiek is het gewest weliswaar souverein in gezamenlijkheid, maar is het mede afhankelijk van het lokale bestuur. Het machtsevenwicht verschuift in de Bataafs-Franse tijd radicaal ten faveure van de centrale overheid. De sterk verminderde provinciale zelfstandigheid is belichaamd in de benoeming van ,, rijksheren in de regio”: de gouverneurs c.q. de commissarissen van de Koningin. De tussenpositie die de provincie sinds 1798 inneemt, en tot uitdrukking komt in het feit dat het merendeel van haar taken toezicht en bemiddeling betreffen, wordt nog eens bevestigd in de Grondwet van 1848. In staatkundig opzicht is sinds 1848 weinig meer veranderd. In de navolgende paragrafen zal blijken dat naar feitelijke rol en betekenis de provincie sterk tot zeer sterk als medespeler in het binnenlands bestuur naar voren is gekomen.

Scroll naar boven