Verbreding en verdieping buitenlandse betrekkingen

Vanaf de tweede helft van de jaren zestig had zowel een verbreding als een verdiepingvan de buitenlandse betrekkingen plaatsgevonden. Met het eerste wordt bedoeld dat het Nederlandse buitenlands beleid naast de zorg om de nationale veiligheid en de behartiging van economische belangen zich ook ging richten op nieuwe thema ’s als de ontwikkelingssamenwerking en de mensenrechten. Nederland werd internationaal een koploper wat betreft het deel van het nationaal inkomen dat aan hulp voor ontwikkelingslanden werd besteed. Voor de behartiging van de ontwikkelingssamenwerking werd een afzonderlijke bewindsman (minister zonder portefeuille) aangewezen. Het opkomen voor de eerbiediging van de mensenrechten bracht Nederland onder andere in conflict met Zuid-Afrika vanwege het apartheidsbeleid in dat land. Nederland werkte nauwgezet mee aan de uitvoering van bepaalde sancties tegen Zuid-Afrika die door de Veiligheidsraad waren uitgevaardigd. Ondanks herhaalde berichten over schendingen van de mensenrechten in Indonesië (sinds 1965 onder sterke invloed van het leger) zagen opeenvolgende Nederlandse kabinetten echter geen aanleiding de bijzondere ontwikkelingsrelatie met de voormalige kolonie te herzien.

Van een verdieping der buitenlandse betrekkingen kan men spreken, in die zin dat het buitenlandse beleid, mede door de democratiseringsgolf die de Nederlandse samenleving overspoelde, meer en meer de invloed onderging van politiek actieve groepen in het binnenland (zoals actiegroepen en landencomité’s). Terwijl het beleid in de jaren vijftig en een groot deel van de jaren zestig tot op zekere hoogte nog het uitsluitende jachtgebied was van een kleine groep van deskundigen, gingen in de daarop volgende decennia meer en meer burgers zich met internationale onderwerpen bemoeien. Met de uitdrukking “verbinnenlandisering van het buitenlands beleid” wordt aangegeven dat de interne politieke strijd zich meester ging maken van de betrekkingen met andere landen. Dit verschijnsel zou zijn hoogtepunt bereiken in het verzet binnen de Nederlandse samenleving tegen de plaatsing van kruisvluchtwapens in Nederland.

Deze plaatsing vloeide voort uit het besluit dat de NAVO in december 1979 had genomen om de in Europa aanwezige kernwapens voor de middellange afstand te moderniseren onder een gelijktijdig aanbod tot het voeren van onderhandelingen over verminderingen van bedoelde wapens. De binnenlandse oppositie uitte zich onder andere in massale demonstraties (1981 en 1983) van tot dusver ongekende omvang. Ook al omdat het parlement sterk verdeeld was, werd een aantal keren besloten tot uitstel van de beslissing over plaatsing. In 1984 slaagde minister-president Lubbers erin door middel van een compromis uiteenlopende standpunten op één noemer te brengen: Nederland zou tot plaatsing besluiten tenzij de Sovjet-Unie haar op West-Europa gerichte raketten zou verminderen. Doordat de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie een akkoord wisten te bereiken over afschaffing van de onderhavige categorie kernwapens, behoefde Nederland echter geen nieuwe raketten toe te laten. Hiermede werd de Nederlandse politiek van een gevoelige kwestie, die ook het aanzien van Nederland in het Atlantische Bondgenootschap geen goed had gedaan, verlost. Tegen de achtergrond van de sterk verbeterde betrekkingen tussen Oost en West, waarbij de nieuwe en op verzoening gerichte politiek van de Sovjetrussische leider Gorbatsjov een kardinale rol speelde, tekende zich in de tweede helft van de jaren tachtig een herstel van de binnenlandse consensus over het te voeren buitenlands beleid af.

Voor algemene literatuur over de naoorlogse periode, zie:

  • S. Rozemond (red.), Het woord is aan Nederland: thema’s van buitenlands beleid in de jaren 1966-1983, ‘s-Gravenhage, 1983
  • J.J.C. Voorhoeve, Place, pophits and principes; a studie of Dutch foreign policy, The Hague/Boston/London, 1979
  • J.H. Leurdijk (ed.), The foreign policy of the Netherlands, Alphen aan den Rijn, 1978
  • E.H. van der Beugel, e.a., Nederlandse buitenlandse politiek: heden en verleden, ‘s-Gravenhage, 1978.

Voor informatie over de totstandkoming en uitvoering van het naoorlogse buitenlandse beleid, alsmede over uitkomsten van opinieonderzoeken, zie:

  • Ph.P. Everts and G. Walraven (eds.), The politics of persuasion: implementation of foreign policy by the Netherlands, Aldershot, 1989
  • Ph.P. Everts (ed.), Controversies at home: domestic factors in the foreign policy of the Netherlands, Dordrecht, 1985
  • Ph.P. Everts, Public opinion, the churches and foreign policy, Leiden, 1983
  • P.R. Baehr e.a., Elite en buitenlandse politiek in Nederland, ‘s-Gravenhage, 1978.

Voor literatuur over deelgebieden van het beleid en meer specifieke onderwerpen, zie:

  • Friso Wielinga, West-Duitsland: partner uit noodzaak. Nederland en de Bondsrepubliek 1949-1955, Utrecht, 1989
  • A. van Staden, Nederland in de internationale organisaties, in: R.B. Andeweg e.a. (red.), Politiek in Nederland, Alphen aan den Rijn, 1989, 3e druk, pp. 346-371
  • P. Scheffer, Een tevreden natie: Nederland en het wederkerend geloof in de Europese status quo, Amsterdam, 1988
  • A.E. Kersten, A welcome surprise? The Netherlands and the Schuman Plan negotiations, in: Klaus Schwabe (hrsg.), Die Anfänge des Schumans-Plan 1950-1951, 1988, Nomos Verlag e.a., pp. 285-304
  • P.B.R. de Geus, De Nieuw-Guinea kwestie: aspecten van buitenlands beleid en militaire macht, Leiden, 1984
  • R.B. Soetendorp, Pragmatisch of principieel: het Nederlands beleid ten aanzien van het Arabisch-Israëlische conflict, Leiden, 1983
  • J. Bank, Katholieken en de lndonesische revolutie, Baarn, 1983
  • A. van Staden, American-Dutch political relations since 1945: what has changed and why?, in: J.W. Schulte Nordholt and Robert P. Swieringa (eds.), A bilateral bicentennial: a history of Dutch-American relations 1782-1982, Amsterdam, 1982, pp. 80-96
  • P.H. Hommes (red.), Nederland en de Europese eenwording, ‘s-Gravenhage, 1980
  • Pieter J an Kuyper, 11Ie implementation of international sanctions: the Netherlands and Rhodesia, The Hague, 1978
  • J.G. de Beus, Morgen, bij het aanbreken van de dag: Nederland driemaal aan de vooravond van oorlog, Rotterdam, 1977, pp. 130-403
  • A. van Staden, Een trouwe bondgenoot: Nederland en het Atlantisch Bondgenootschap 1960-1971, Baarn, 1974.
Scroll naar boven