Het Catshuis

De geschiedenis van de huidige ambtswoning van de minister-president gaat terug tot 1643, toen Jacob Cats enige percelen grond aankocht, gelegen tussen ’s-Gravenhage en Scheveningen. Hij noemde zijn bezit „Sorghvliet”. In 1652 werd hier in zijn opdracht een eenvoudig huis gebouwd. Sindsdien heeft het landgoed vele eigenaren gehad (waaronder koning Willem II) en is het huis diverse malen ingrijpend verbouwd en uitgebreid.

In 1948 werd het wandelpark van het landgoed door de toenmalige eigenaar verkocht aan de regering van de Verenigde Staten, in 1954 werd dit wandelpark (het park Sorghvliet) door de Staat der Nederlanden aangekocht. In 1961 werd ook het huis met omliggend terrein eigendom van de Staat der Nederlanden.

Sinds 1963 is het Catshuis ingericht als ambtswoning voor de minister-president. Op 26 februari 1964 betrok minister Marijnen als eerste met zijn gezin de ambtswoning. Ook zijn opvolgers Cals en De Jong bewoonden met hun gezinnen het Catshuis. In 1971 besloot premier Biesheuvel echter in zijn eigen huis te Aerdenhout te blijven wonen en het Catshuis slechts te gebruiken voor vergaderingen en officiële ontvangsten. Sindsdien is premier Van Agt de enige geweest die het Catshuis daarnaast ook nog als zijn „Haagse adres” gebruikte.

Zie verder: J. P. M. Goudeau, Cats’ huis: tussen schrale duinen en geurige kruiden: geschiedenis van het Catshuis van 1643 tot 1987, ’s-Gravenhage, 1987.

Op 15 mei 2004 vond in het Catshuis een explosie plaats, gevolgd door een hevige brand.  Het Catshuis werd op dat moment gerenoveerd i.v.m. het voorzitterschap van de Europese Unie. Een schilder vond daarbij de dood. De benedenverdieping werd grotendeels uitgebrand en eenderde van de ambtswoning raakte onbruikbaar door de schade.

Over deze kwestie is een aantal schriftelijke vragen gesteld. Daarbij gaat het vooral om de vraag waarom er in het Catshuis met het verboden middel thinner werd gewerkt en of het kabinet informatie heeft achtergehouden over de wandbekleding die een rol speelde bij de snelle verspreiding van de brand. Zie:

  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2008-2009, nr. 2814
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2008-2009, nr. 2813
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2008-2009, nr. 1200
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2005-2006, nr. 1442
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2004-2005, nr. 1837
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2004-2005, nr. 838
  • Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer, 2003-2004, nr. 1674

Eind 2007 berichtte RTL over aanwijzingen dat ambtenaren zouden hebben afgeweten van het gebruik van thinner. Over deze zaak vond op 26 februari een debat in de Tweede Kamer plaats, zie: Handelingen Tweede Kamer, 2007-2008, pp. 3974-3992.

Er werd besloten een “diepgaand en allesomvattend” onderzoek van de rijksrecherche naar deze zaak in te stellen, ook naar eventuele integriteitschendingen van instanties en politieke ambtsdragers. Het onderzoek werd begin juni vertrouwelijk naar de Kamer worden gezonden. Over deze zaak hield de Kamer op 23 juni een afsluitend debat. Tijdens dat debat gaf minister-president Balkenende toe dat zijn ambtenaren “onzorgvuldig en onjuist” hebben gehandeld. Met name het achterhouden door de landsadvocaat en ambtenaren van het TNO-rapport over de brand werd door de Kamer gelaakt. De wandbekleding was immers weliswaar niet de directe oorzaak van de brand, maar heeft wel degelijk bijgedragen aan razendsnelle verspreiding van de brand. Zie: Handelingen Tweede Kamer, 2008-2009, 23 juni 2009.

Scroll naar boven