Integraal waterbeheer

Wanneer gesproken wordt over integraal waterbeheer, wordt hier vaak de afstemming met andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening en milieubeheer bedoeld. Dit is het zogenaamde “extern” integraal waterbeheer. Het integraal waterbeheer kan ook worden gezien als een beleid dat is afgestemd tussen alle actoren op het beleidsterrein water. In het laatste geval gaat het om “intern” integraal waterbeheer.

Intern integraal waterbeheer

Bij intern integraal waterbeheer is het van belang dat er met de interne relaties, dus binnen de watersector, een eenduidig beleid gevoerd wordt, waarbij taken en verantwoordelijkheden van actoren duidelijk zijn. Dit impliceert een goede afstemming tussen het watersysteem en de waterketen, met name tussen waterschappen en directies/diensten/afdelingen water van ministeries, provincies en gemeenten. Gelet op de zorgplicht van de overheid, kan opgemerkt worden dat watersysteembeheer voornamelijk een taak van de overheid (Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) is. De belangrijkste onderdelen van de waterketen zijn bij de overheid (gemeente, waterschap) of bij een sterk overheidsgedomineerd nutsbedrijf (waterleidingsbedrijf) ondergebracht. Deze sectorale benadering van het intern integraal waterbeleid is verticaal gericht.

Extern integraal waterbeheer

Met extern integraal waterbeheer wordt gedoeld op waterbeleid dat is afgestemd met andere beleidsterreinen waarbij water een rol speelt. Daarbij gaat het buiten de afstemming met ruimtelijke ordening ook om afstemming met natuur, recreatie en milieu. Deze facetbenadering verloopt dus horizontaal.

Relatie tussen watersysteem en waterketen

De integrale benaderingen waarbij enerzijds het water in de natuur en anderzijds het watergebruik van de mens als geheel wordt gezien, kunnen beschouwd worden als de belangrijkste pijlers van het integrale waterbeheer. Toch staan respectievelijk het watersysteem en de waterketen zowel fysiek als bestuurlijk niet los van elkaar.

Fysiek omdat het watersysteem en de waterketen een aantal zogenaamde aanhaak- of contactpunten hebben. Deze punten betreffen:

  • de onttrekking van grondwater ten behoeve van drinkwaterbereiding
  • lozing van milieubezwaarlijke stoffen op het riool
  • lozing vanuit riooloverstorten (een installatie die ongezuiverd afvalwater loost op het oppervlaktewater indien het riool de hoeveelheid niet kan verwerken, bijvoorbeeld tijdens overvloedige regenval) en de rioolwaterzuiveringinrichtingen (RWZI) op het watersysteem
  • afvoer van grondwater door drainerende riolen
  • lozing vanuit lekkende riolen
  • lozing van niet op de riolering aangesloten percelen op oppervlakte- of grondwater.

Regenwater behoort eigenlijk tot het watersysteem. Indien regenwater valt op onverhard oppervlak of rechtstreeks in oppervlaktewater, zorgt het voor een directe aanvulling van het watersysteem en blijft het grondwater op peil. Wanneer regenwater echter wordt opgevangen door verhard oppervlak (waarbij gedacht moet worden aan alle mogelijke vormen van bebouwing. Gelet op de toenemende verstedelijking en aanleg van wegen zal duidelijk zijn dat regenwater een groeiend probleem is voor de afvalwaterzuivering) gaat het deel uitmaken van de waterketen en ontstaan veel negatieve gevolgen, zoals chemische verontreiniging van het effluent van de rioolwaterzuivering (rioolslib). Bovendien treden riooloverstorten sneller in werking wanneer regenwater via de riolering wordt afgevoerd.

Bestuurlijk is er eveneens verband tussen watersysteem en waterketen. Er vindt afstemming plaats in onder meer het waterbeheersplan van het waterschap. Gebaseerd op het provinciale waterhuishoudingsplan stellen de waterschappen het waterbeheersplan op, waarin de doelstellingen en het operationele beleid van het waterbeheer zijn opgenomen. Het waterbeheersplan dient dan ook een heldere beschrijving te bevatten van het aanwezige watersysteem en de eisen die vanuit het systeem aan de waterketen gesteld dienen te worden. Voortvloeiende uit het NBW hebben de VNG en de UvW gezamenlijk een handreiking uitgegeven die moet leiden tot een gezamenlijk afvalwaterakkoord tussen waterschap en gemeente. De meerwaarde is gelegen in het stimuleren van de onderlinge samenwerking en in het transparant maken van ambities, doelstellingen en randvoorwaarden. Vooralsnog heeft het akkoord geen wettelijke basis en resulteert het niet in een nieuw plan, maar probeert het bestaande plannen beter te benutten.

Beleidsconcept

Het beleidsconcept van integraal waterbeheer vraagt om een andere aanpak dan één waarin beslissingen worden genomen door afzonderlijke bestuursorganen. Veeleer dient gedacht te worden in termen van onderling afhankelijke beslissingen van alle betrokken bestuursorganen. Dit vraagt om onderlinge afstemming van het beleid en beheer van het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Hoewel “integraal waterbeleid” (op hoofdlijnen ontwikkeld door met name het Rijk en de provincies) niet alleen gevolgen heeft voor de waterschappen, spelen zij wel een belangrijke rol bij de ontwikkeling en toepassing ervan in de praktijk. De sterk afgebakende taak die zij eeuwenlang vervulden als organen van functioneel bestuur was goed af te grenzen van de taken van het algemene bestuur en leende zich goed voor afzonderlijke behartiging. Het integraal waterbeheer vraagt om waterschappen “die over de dijk heen kijken”, ofwel om waterschappen die de algemene overheidstaken een nadrukkelijkere inbedding geven ten aanzien van het waterhuishoudkundig beleid.

Scroll naar boven