Vestiging van het protestantisme

De eenheid van het middeleeuwse Corpus Christianum werd in de zestiende eeuw verbroken door de opkomst van reformatorische stromingen die, afgewezen door de officiële kerkelijke structuren, zich overwegend in oppositie tegen de Kerk van Rome ontwikkelden. Sinds de indiening van een Protestation op de Rijksdag van Spiers (1529), die besloten had de uitbreiding van de reformatie te belemmeren, hebben de benamingen protestant en protestantisme opgang gemaakt. Er vallen enkele hoofdrichtingen te onderscheiden: het lutheranisme, het gereformeerd protestantisme (calvinisme) en de doperse richting; ook het anglicanisme moet ertoe gerekend worden. In confessioneel opzicht zijn er historisch gezien grote overeenkomsten tussen deze richtingen: de erkenning van de bijbel als enige autoriteit voor geloof en zede (sola Scriptura), de rechtvaardiging van de zondaar, enkel op grond van genade (sola gratia) en door geloof alleen (sola fide); het algemeen priesterschap der gelovigen onder afwijzing van de kerk als hiërarchisch heilsbemiddelingsinstituut en de visie op de sacramenten (doop en avondmaal) als teken en zegel. Mettertijd bood de organisatie in nationale kerken (landskerken) ruimte voor de ontwikkeling van verschillen in confessie, liturgie, beleving en organisatie. Kenmerkend is ook het optreden van scheuringen en afscheidingen, onder meer gevolg van de nadruk op de persoonlijke geloofsverantwoordelijkheid.

Reformatorische invloeden werden in de Nederlanden al vroeg opgemerkt. Het eerste plakkaat tegen „lutherije” en verspreiding van „nye leere” werd in 1521 uitgevaardigd, de eerste martelaren – twee Augustijner monniken – stierven in 1523 te Brussel op de brandstapel.

In de eerste fase van de hervorming werd in de Nederlanden een veelheid aan stromingen en richtingen aangetroffen: Lutheranen, wederdopers, sacramentariërs, chiliasten en anderen. Lagere overheden stelden zich gewoonlijk terughoudend op, zelfs tegenover de vanwege hun Munsterse avontuur (1534-1535) en Amsterdamse naaktloperij (1535) als revolutionaire vijanden van orde en gezag beschouwde Wederdopers. De uitgetreden pastoor van Witmarsum Menno Simons verenigde nadien de vervolgde Dopersen (Mennisten) op de grondslag van een door het inwendig licht van de Geest geleid vredelievend persoonlijk geloof, in gemeenten waar afwijzing van werelds gedrag door strenge tucht gehandhaafd werd. Kleine groepen bleven echter het radicalisme nog geruime tijd getrouw, zoals de gewelddadige Batenburgers en de chiliastische Davidjoristen; verwant daarmee was de geheime, visionair-chiliastische gemeenschap, het Huis der Liefde, gesticht door Hendrik Niclaes.

Vanaf de late jaren dertig van de zestiende eeuw vonden de opvattingen van de calvinistische reformatie ingang in de Nederlanden. De invloed daarvan nam mettertijd sterk toe. De calvinistische gemeenten werden onder presbyteriaal-consistoriale leiding georganiseerd, kenden confessionele en liturgische eenheid en stonden elkaar onderling bij. Zij wensten vrije godsdienstuitoefening en waren bereid onwillige overheden desnoods daartoe te dwingen. Calvinisten participeerden actief in het politieke conflict dat in de jaren zestig overging in verzet tegen de landsheerlijke regering. In de sinds 1572 opstandige steden en gewesten werd publieke uitoefening van de „gereformeerde” religie toegestaan; vroeger of later mislukten er allerlei constructies voor een religievrede die de uitoefening van diverse godsdiensten naast elkaar beoogde. In de gewesten die zich van het landsheerlijk gezag bevrijdden en de Republiek der Verenigde Nederlanden gingen vormen, kreeg de Gereformeerde kerk de positie van publieke kerk. Van een overgang van de gehele bevolking tot het protestantisme was echter geen sprake, van eenheid onder de protestanten evenmin.

Een algemeen overzicht van de geschiedenis van de Nederlanden in de zestiende eeuw wordt geboden in:

  • S. Groenveld e.a., De kogel door de kerk? De Opstand in de Nederlanden 1559-1609, Zutphen, 1991 (derde druk)
  • D.P. Blok e.a. (red.), Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 4-6, Haarlem, 1979, 1980.

Specifieke aandacht aan de godsdienstige ontwikkelingen schenken:

  • A.C. Duke, Reformation and Revolt in the Low Countries, Londen, 1990
  • Ketters en. papen. onder Filips 11. Het godsdienstig leven in de tweede helft van de 16de eeuw, Utrecht, 1986
  • J.N. Bakhuizen van den Brink, Handboek der kerkgeschiedenis, deel III, Den Haag, 1967 (derde druk). 

Voor de vestiging van het gereformeerd protestantisme in de Nederlanden kan voorts verwezen worden naar de studies van:

  • C. Rooze-Stouthamer, Hervorming in Zeeland (ca 1520-1572), Goes, 1996
  • J. Decavele, De dageraad van de Reformatie in Vlaanderen (14701565), Brussel, 1975, (2 delen)
  • D. Nauta e.a. (red.), De Synode van Emden 1571-1971, Kampen, 1971
  • J.J. Woltjer, Friesland in Hervormingstijd, Leiden, 1962
  • J. Reitsma en J. Lindeboom, Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden, ’s-Gravenhage, 1949 (vijfde druk)
  • J. Lindeboom, De confessionele ontwikkeling der reformatie in de Nederlanden, ’s-Gravenhage, 1946.

De Doperse stromingen van de zestiende eeuw en hun ontwikkeling zijn beschreven in:

  • S. Zijlstra, Om de ware gemeente en de oude gronden. Geschiedenis van de dopersen in de Nederlanden 1531-1675, Hilversum, 2000
  • A.F. Mellink, De Wederdopers in de noordelijke Nederlanden 1531-1544, Leeuwarden, 1982 (tweede uitgave)
  • S. Groenveld (red.), Wederdopers, menisten, doopsgezinden in Nederland 1530-1980, Zutphen, 1981
  • A.F. Mellink, Amsterdam en de Wederdopers in de zestiende eeuw, Nijmegen, 1978
  • C. Krahn, Dutch Anabaptism. Origin, spread, life and thought (1450-1600), The Hague, 1968
  • W.J. Kuhler, Geschiedenis der Nederlandse Doopsgezinden in de zestiende eeuw, 1961 (tweede druk). 

Voor de diverse kleinere groepen, bewegingen en sekten moge verwezen worden naar:

  • J. Trapman, Het land van Erasmus, Amsterdam, 1999
  • J. Lindeboom, Het bijbels humanisme in Nederland. Erasmus en de vroege reformatie, (C. Augustijn red.) Leeuwarden, 1983
  • A. Hamilton, The Family of Love, Cambridge, 1981
  • J. Lindeboom, De confessionele ontwikkeling der reformatie in de Nederlanden, ’s-Gravenhage, 1946. 

Recent onderzoek richt zich vooral op lokale situaties, waardoor de onderlinge verbondenheid van religieuze, sociale en politieke motieven en ontwikkelingen en de rol van kerk en religie in de plaatselijke samenleving duidelijk uitkomen:

  • A.P.F. Wouters en P.H.A.M. Abels, Nieuw en ongezien. Kerk en samenleving in de classis Delft en Delfland, Delft, 1994 (2 delen)
  • F. van der Pol, De Reformatie te Kampen in de zestiende eeuw, Kampen, 1990
  • J.W. Spaans, Haarlem na de Reformatie. Stedelijke cultuur kerkelijk leven, 1577-1620, ’s-Gravenhage, 1989
  • H. ten Boom, De reformatie in Rotterdam 1530-1565, Amsterdam, 1987
  • O.J. de Jong, De Reformatie in Culemborg, Assen, 1957. 
Scroll naar boven