Maatschappelijke participatie

De laatste jaren komt er meer aandacht voor de participatie van vrouwen in niet-partij politieke organisaties, mede omdat maatschappelijke organisaties aan belang hebben gewonnen.

Er is een aantal redenen te noemen om onderzoek te doen naar de positie van vrouwen in maatschappelijke organisaties. Nederland kent een hechte besluitvormingsstructuur, waarin naast de vertegenwoordigende organen, de advies- en overlegorganen en de ambtelijke inbreng, ook belangengroepen en maatschappelijke organisaties een rol vervullen. In de eerste plaats beïnvloedt deze laatste groep de vorming van het overheidsbeleid door het uitoefenen van politieke pressie en in de tweede plaats hebben zij een belangrijke positie veroverd in de uitvoering van het overheidsbeleid. Het aantal maatschappelijke organisaties in Nederland is indrukwekkend. Op elk beleidsterrein zijn tal van organisaties actief, waarvan velen zowel op lokaal als op landelijk niveau opereren. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het belang van maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld als intermediair tussen overheid en burger, toeneemt, nu dezelfde functie van politieke partijen afneemt. Ook dragen ontwikkelingen als decentralisatie, tripartisering, privatisering en individualisering (belangenbehartiging) in belangrijke mate bij aan het toenemen van het gewicht van maatschappelijke organisaties. Er zou sprake zijn van een – door de politiek gestuurde – verschuiving van de besluitvorming naar andere niveaus, zoals gemeenten en provincies, en naar andere kaders, zoals de sociale partners.

Steeds meer burgers organiseren zich in belangengroepen. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau is er, sinds 1980, een fikse stijging te zien bij de natuur- en milieuorganisaties (+510%) en bij de ouderenorganisaties (+34%), maar ook organisaties op het terrein van de internationale solidariteit, gezondheidszorg, consumentenbelangen, werkgevers en zelfstandigen laten een duidelijke groei zien. De aanhang van kerkgenootschappen, vrouwenorganisaties en van politieke partijen daarentegen daalde gestaag. Vrouwen zijn iets minder vaak lid van maatschappelijke organisaties, maar als lid zijn ze zeker zo actief als mannen.

De organisatiegraad in partijen mag dan teruglopen, Nederlanders zijn nog steeds actief in sociale organisaties. In 1993 was 39% van de bevolking van 18 jaar en ouder actief als vrijwilliger, waarbij er geen verschillen optreden tussen vrouwen en mannen. Wel zijn vrouwen beduidend meer actief in de buren-, bejaarden- en gehandicaptenhulp, als ook op scholen en in het jeugdwerk.

In 1994 is een onderzoek uitgevoerd onder 4145 landelijke organisaties naar het aandeel van vrouwen in de besturen van die organisaties. Hieruit kwam naar voren dat vrouwen voor gemiddeld 21% deel uit maken van de besturen. De meeste vrouwelijke bestuurders zijn te vinden in organisaties in de sector gezondheid, jeugd en welzijn. De organisatiestructuur maakt nogal wat uit, vooral de selectieprocedure van bestuursleden: openbare sollicitaties en benoemingen door het bestuur zelf hebben een positieve uitwerking op het aandeel van vrouwen, verkiezing door ledenvergadering of benoemingen door aangesloten organisaties eerder een negatief effect. De financiële structuur is belangrijk, bij gesubsidieerde instellingen zien wij meer vrouwen dan bij organisaties die als voornaamste bron van inkomsten hebben de contributie van leden en ook de doelstelling is relevant: organisaties met een commerciële instelling hebben zeer weinig vrouwelijke bestuursleden.

Zie voor een verslag van dit onderzoek:

  • M.H. Leijenaar en B. Niemöller, „Participatie in maatschappelijke organisaties”, in P. Dekker (red.) Civil Society, Rijswijk, SCP, 1994, pp. 241-262
  • M.H. Leijenaar en B. Niemöller, Het Maatschappelijk tekort, Den Haag, VUGA, 1994.

Zie voorts over vrouwen in maatschappelijke organisaties:

  • E.M. Lindeman, Participatie en vrijwilligerswerk, Amsterdam, Thesis Publishers, 1996
  • T. Nederland en W. Portegrijs, Bestuurders gevraagd: vrouwen en mannen over maatschappelijke participatie, Den Haag, Vuga, 1996
  • Emancipatiebureau Utrecht, Een kwestie van deskundig advies: samenstelling van externe gemeentelijke adviescommissies: een inventarisatie in de provincie Utrecht. PRES, 1994
  • J. Westerhof-Goedvolk, Mij niet gezien!: actieve vrouwen verdwijnen uit de Kerk, Zoetermeer, Boekencentrum, 1994
  • N. van Bakkum en Y. Bouman (red.) Vrouwen in landelijke sportorganisaties: een inventarisatieonderzoek in opdracht van NOC.NSF, Arnhem, NOC.NSF, 1994
  • Provincie Overijssel, Vrouwen in commissies, besturen en werkgroepen: inventarisatie 1990, Overijssel, 1992
  • M. Verloo, Macht en gender in sociale bewegingen. Over de participatie van vrouwen in bewonersorganisaties, SUA, Amsterdam, 1992.
Scroll naar boven