Begripsomschrijvingen

Er bestaan veel definities van waarden. Lautmann inventariseerde er bijvoorbeeld meer dan honderd. Hier is gekozen voor een eenvoudige omschrijving: waarden zijn opvattingen over wenselijkheden met een zeer ruime toepasbaarheid. Hoe auteurs deze omschrijving invullen, hangt af van hun uitgangspunt. Als het om de politiek gaat, beschouwen zij vrijheid en gelijkheid al gauw als belangrijke waarden. Als zij over de overheid schrijven, beschouwen zij belangrijke taken van de overheid al snel als waarden: goed wonen, een betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg, integratie van minderheden etc. Gezien vanuit het individu kan men een goede gezondheid, een comfortabel leven, een goed huwelijk en vriendschap als waarden beschouwen. Met de meeste van deze waarden corresponderen gedragingen van actoren in het maatschappelijk veld. In dit overzicht ligt de nadruk in enige mate op waarden, zoals die vanuit het gezichtspunt van het individu zijn gedefinieerd.

Zie voor de vele definities van waarden: R. Lautmann, Wert und Norm, Köln, 1969.

Zie voor het waardebegrip in de verschillende empirische wetenschappen: M. Hechter, L. Nadel and R.E. Michod (eds.), The origin of values, New York, 1993.

Zie voor een historisch overzicht: C.J. Clawson en D.E. Vinson, Human values. A historical and interdisciplinary analysis, Ann Arbor, 1978 (vol. 5).

Het theoretisch deel van de studie van Oppenhuisen is zeer goed bruikbaar als een inleiding tot de studie van waarden in de sociale wetenschappen. Er wordt op deze studie nog teruggekomen, zie: J. Oppenhuisen, Een schaap in de bus? Een onderzoek naar de waarden van de Nederlander, Amsterdam 2000.

Normen zijn specifieker dan waarden. Zij zijn minder ruim toepasbaar, zij gelden voor minder situaties en slechts voor bepaalde gedragingen. Normen zijn gedragsregels, zoals de regels van het fatsoen en de goede manieren.

Houdingen of attitudes en opinies of meningen corresponderen met waarden en normen. Een houding of attitude is een psychologisch gegeven dat geacht wordt de reactie ten opzichte van een object vorm te geven. Als iemand voortdurend negatief reageert op etnische minderheden is zijn houding jegens minderheden negatief. Opinies zijn meningen over een bepaalde zaak: het huwelijk, de positie van de vrouw, de belastingen, een beleidsmaatregel en dergelijke.

Waarden en normen, attitudes en opinies hangen samen. Normen worden geacht afleidbaar te zijn uit waarden. Houdingen corresponderen met normen en waarden tezamen. Opinies over afzonderlijke zaken hangen op hun beurt samen met normen, waarden en attitudes. Als iemand een voorstander is van de waarde „vrouwenemancipatie”, zal hij bepaalde gedragsnormen en leefregels voorstaan, zoals die ten aanzien van een gelijke verdeling van huishoudelijk werk tussen partners. Hij zal steeds op dezelfde manier reageren als het onderwerp vrouwenemancipatie zich in enigerlei vorm aan hem voordoet. Ten slotte zal hij over een aantal zaken – betaald werken, onderwijs volgen, seksualiteit, de opvoeding van jongeren en meisjes – meningen hebben waaruit steun aan vrouwenemancipatie af te lezen valt.

Veel inleidingen tot de sociologie bevatten een hoofdstuk met definities van waarden en normen. Sterk gesystematiseerde overzichten vindt men echter vooral in minder recente publicaties. Zie hiervoor:

  • R.E.L. Faris, Handbook of modern sociology, Chicago, 1964
  • J.A.A. van Doorn en C.J. Lammers, Moderne sociologie. Een systematische inleiding, Utrecht-Antwerpen, 1979
  • L. Rademaker (red.), Sociologische encyclopedie (2 delen), Utrecht, Antwerpen, 1978. 

Een beknopt overzicht van definities en problemen wordt geboden in: J.W. Becker et al., Normen en waarden, verandering of verschuiving? Den Haag, 1983.

Recente overzichten zijn minder georiënteerd op de definiëring van begrippen. Auteurs stellen tegenwoordig de behandeling van sociale verschijnselen en problemen centraal.

Zie voor zo’n overzicht: W. Ultee, W. Arts en H. Flap, Sociologie. Vragen, uitspraken, bevindingen, Groningen, 1992.

Auteurs geven aan de hand van onderzoek vaak impliciet aan wat zij onder waarden en normen verstaan.

Zie onder meer: J.W. van Deth en E. Scarbrough, The impact of values. Beliefs in government volume four, Oxford, 1995.

Deze bundel bevat overigens wel een afzonderlijke uiteenzetting over het waardebegrip, zie pp. 21-47.

Soms richtten auteurs zich op een bepaalde groep van waarden, zoals de Fransman Bourdieu, die zich met de leefstijl, de smaak en de consumptie van de „hoge cultuur” bezig houdt.

Zie onder meer: P. Bourdieu, Sociology in question, Londen, 1993 (Oorspronkelijk Questions de sociologie, 1984).

Het deductief opgebouwde schema van begrippen omtrent waarden is vooral analytisch van aard en bedoeld om de begripsvorming te ondersteunen. Het is soms ongewijzigd op het denken en doen van mensen toepasbaar, soms is een amendering noodzakelijk.

In een samenleving als de huidige zijn normen en waarden voortdurend in beweging. Daarbij zijn verschillen te constateren tussen de onderscheiden typen van wenselijkheden. Opinies worden geacht snel te veranderen. Sommige doen dit inderdaad, zoals opvattingen over de economische conjunctuur en opvattingen over de sociale zekerheid. Andere, zoals die over sociaal-economische nivellering, ontwikkelen zich, althans in Nederland, geleidelijk. Waarden worden geacht fundamenteel van karakter te zijn en zouden daarom slechts langzaam veranderen. Normen en houdingen worden wat veranderingstempo betreft, geacht een middenpositie in te nemen.

Op lange termijn – de huidige situatie in Nederland vergeleken met die in de jaren vijftig – is er een aanzienlijke vrijheid in de toepassing van normen ontstaan. Het lidmaatschap van een kerkgenootschap is geen regel meer. Het officiële huwelijk is niet langer de enige legitieme samenlevingsvorm, ongehuwd samenwonen – ook als er kinderen zijn – is algemeen geaccepteerd. Op het werk heeft inspraak zijn intrede gedaan. Ontzag jegens hoger geplaatsten is niet langer vanzelfsprekend. Werknemers kunnen zich formeel kleden, maar vaak is ook vrijetijdskleding op het werk mogelijk.

Het lijkt erop dat de normering op vele gebieden de vorm aanneemt van uitsluitend te stipuleren hetgeen nadrukkelijk verboden is. In de seksualiteit is veel aan de eigen voorkeur overgelaten, maar men mag zijn partner niets opdringen tegen zijn of haar wil. Men kan in uiteenlopende tenues naar het werk komen, maar de kleding mag niet vies zijn. Ouders kunnen hun kinderen vrij of minder vrij opvoeden, maar kindermishandeling wordt afgekeurd en lijkt ook ruimer gedefinieerd te worden.

Zie: M. van Rossum, E. Jonker en L. Kooijmans, Een tevreden natie. Nederland van 1945 tot nu, Baarn, 1993.

Volgens sommige auteurs gaat de toeneming van vrijheid samen met strakkere regulering van hetgeen er aan genormeerd gedrag overblijft of tenminste met de behoefte eraan. De Swaan gaat ervan uit dat het bevel wordt vervangen door het overleg. Daardoor neemt onzekerheid toe, wat zich uit in psychische kwalen, zoals pleinvrees of verlatingsangst, die vooral bij vrouwen schijnen voor te komen. Kapteijn signaleert de opkomst van nieuwe taboes als complement van grotere vrijheid. Juist door de toegenomen vrijheid in het gedrag worden er hogere eisen aan de zelfbeheersing van het individu gesteld en worden bepaalde verboden sterker, bijvoorbeeld dat van agressie. Zie voorts:

  • A. de Swaan, De mensenmaatschappij. Een inleiding, Den Haag, 1996
  • P. Kapteijn, Taboe. Ontwikkelingen in macht en moraal speciaal in Nederland, Amsterdam, 1980
  • A. de Swaan, Uitgaansbeperking en uitgaansangst. Over de verschuiving van bevelshuishouding naar onderhandelingshuishouding, Amsterdam, 1979.

Veel van hetgeen in deze publicaties wordt gezegd, gaat terug op: N. Elias, Het civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen, Amsterdam, 2001 (vert. uit het Duits door W. Kranedonk, H. Israels e.a.).

De Engelse vertaling van het boek van Elias is wellicht de best leesbare: N. Elias, The civilizing proces, Oxford, 2000 (vertaling door E. Jephcott).

Gedurende de jaren negentig ontstond er discussie over „normvervaging”, die het product van een al te grote vrijheid zou zijn. „De jaren zestig waren door geslagen,” zo luidde het commentaar. Normvervaging zou mede oorzaak zijn van sterk uiteenlopende verschijnselen, zoals criminaliteit, vooral jeugdcriminaliteit, vandalisme, verruwing van de omgangsvormen en het omvangrijke beroep op de arbeidsongeschiktheidswetten. De discussie lijkt vooral in de pers en op allerlei conferenties en forums te zijn gevoerd. Een overzicht, dat overigens een voor het begrip normvervaging kritische teneur heeft, is: M. Bovens en A. Hemerijck, Het verhaal van de moraal. Een empirisch onderzoek naar de sociale bedding van morele bindingen, Amsterdam/Meppel, 1998.

Waarden en normen vormen eveneens het uitgangspunt voor een beoordeling van het gedrag. Wie in het seksuele zijn partner dwingt, schendt zijn of haar integriteit. Wie zijn afval niet behoorlijk opruimt bezorgt een ander overlast en berokkent schade aan het milieu. Dronken achter het stuur zitten levert gevaar voor anderen op. Enzovoort.

Samenvattend zijn normen en waarden te omschrijven als wenselijkheden die gedragingen richting geven en dienen als standaard voor de beoordeling van het gedrag. Deze omschrijving sluit aan bij de opvatting van Talcott Parsons en is gangbaar in de sociologie. Waarden zijn daarbij algemeen van karakter; zij hebben het karakter van idealen. Normen zijn afzonderlijke gedragsregels. Zie voorts:

  • T. Parsons, The social system, London, 1951
  • T. Parsons en E.A. Shils (eds.), Towards a general theory of action, Cambridge, 1951.
Scroll naar boven