Inleiding

Voor de verkiezingen van de volksvertegenwoordiging heeft Nederland sedert 1795 met drie typen kiesstelsels ervaring opgedaan: getrapte (en dus indirecte) verkiezingen (1795-1848), directe verkiezingen met een meerderheidsstelsel (1849-1917) en directe verkiezingen met een stelsel van evenredige vertegenwoordiging (1918-heden).

Overzichtsartikelen en belangrijke bibliografische ingangen met betrekking tot de historische ontwikkeling van het kiesstelsel biedt het themanummer “Kiesstelsels en stemgedrag” van het Tijdschrift voor Geschiedenis, nr. 3, jaargang 92 (1979), pp. 313-472.

Dit nummer bevat over Nederland de volgende artikelen:

  • Th. J. van den Berg, De evenredige vertegenwoordiging in Nederland. pp. 452-472
  • J. Taalsma, Geeft met verschuldigde eerbied te kennen. Petities over kiesstelsel en kiesrecht uit de periode 1848-1850, pp. 438-451
  • J. J. Huizinga, Een gebroken spiegel. Zeventig jaar districtenstelsel (1848-1917), pp. 426-437
  • L. Blok, Van eene wettelijke fictie tot eene waarheid. Beschouwingen over kiesstelstel en kiesrecht in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw, pp. 391-412
  • R. E. de Bruin, Democratie in Utrecht 1795-1798. pp. 377-390
  • C. B. Weis, Stemmen en Kiezen 1795-1922, pp. 313-332.

Algemene overzichten treft men voorts aan in:

  • P. A. Diepenhorst, Onze strijd in de Staten-Generaal, Amsterdam, 1930, deel 11
  • P. J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, Zwolle, 1947. 

Zie over kieskringen: B. Michel, Kieskringen. Ontwikkeling, werkingswijze, alternatief, Den Haag, 2011.

Scroll naar boven