Kaderrichtlijn Water

Vanaf de jaren zeventig zijn door de EG vele richtlijnen tot stand gebracht die allen zien op een deel van het waterbeheer. Het betreft niet alleen afzonderlijke richtlijnen voor het grondwaterbeheer en het oppervlaktewaterbeheer, maar ook binnen de regelgeving die zich richt op de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het (oppervlakte)water, zijn er verschillende typen richtlijnen. Zo zijn er richtlijnen die zien op de verontreiniging door emissies, die regels geven voor lozingen van verontreinigende stoffen, richtlijnen die waterkwaliteitsnormen voorschrijven voor wateren met een bepaalde functie, richtlijnen die zien op de verontreiniging vanuit een bepaalde bedrijfstak of richtlijnen die zich richten op een bepaalde soort verontreiniging vanuit een bepaalde bedrijfstak. De erkenning van deze grote hoeveelheid richtlijnen, waarvan niet altijd duidelijk is hoe zij zich tot elkaar verhouden, en welke leidt tot een gebrek aan samenhang binnen de waterregelgeving, alsmede de behoefte aan meer transparantie en effectiviteit van de Europese waterregelgeving is een van de redenen geweest voor de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW), die sinds 2000 van kracht is. Een tweede reden dat op Europees niveau een Kaderrichtlijn water tot stand is gebracht, is het besef dat kwaliteit en kwantiteit van oppervlaktewater en grondwater sterk samenhangen, dat vraagstukken van verdroging en overstromingen aandacht verdienen binnen het Europese waterbeheer en dat regelgeving voor het waterbeheer niet los gezien kan worden van regelgeving op andere beleidsterreinen zoals milieubeheer, natuurbeheer, landbouw, ruimtelijke ordening en productbeleid. Gekozen is voor een integrale benadering van het waterbeheer die gebaseerd is op stroomgebieden en waarin relaties met andere beleidsterreinen worden erkend.

Scroll naar boven