Fasen kabinetsformatie

G. Ringnalda heeft aan de hand van een studie van de formaties tussen 1946 en 1967 geconcludeerd dat in het proces van kabinetsformatie een negental fasen kan worden onderscheiden: 

  1. de koningin consulteert adviseurs om na te gaan welke de gewenste samenstelling is van een toekomstig kabinet en hoe de procedure zich moet voltrekken
  2. de oriënteringsfase; nagegaan moet worden: welke urgente beleidskwesties er zijn; welke controversiële kwesties er zijn; hoe intens de controversen tussen de verschillende partijen zijn
  3. de fase waarin besloten wordt over de politieke samenstelling van het kabinet
  4. de fase van opstelling van het ontwerp-regeringsprogramma (al of niet in hoofdlijnen)
  5. de fase waarin de verdeelsleutel moet worden vastgesteld
  6. de fase waarin de beschikbare portefeuilles aan de regeringspartners worden toegewezen, met inachtneming van de verdeelsleutel
  7. de fase van het zoeken van ministers
  8. de constituerende vergadering
  9. de benoeming van de nieuwe ministers door de koningin.

(Bron: G. Ringnalda, De kabinetsformatie, in: A. Hoogerwerf (red.), Verkenningen in de politiek, deel 1, Alphen a/d Rijn,1971, p. l 51.)

Deze fasen golden tot aan de kabinetsformatie van 2012, toen de Tweeder Kamer een actievere rol geen spelen en de rol van de Koning werd teruggedrongen. Fase 1 is in feite vervangen door een kamerdebat spoedig ná de verkiezingen.

Tijdens fase 7 vinden vertrouwelijke gesprekken plaats tussen de formateur en de kandidaats-bewindspersonen over mogelijke beletselen in heden of verleden van de kandidaat om de functie te aanvaarden. In 1978 en in 1983 zijn daartoe regelingen ontworpen, zie:

  • Bijlage 17.555, Handelingen Tweede kamer, 1982-1983, nr. 52
  • Bijlage 15.300, Handelingen Tweede Kamer, 1978-1979, nr. 9. 

In 2002 kwam een nieuwe regeling tot stand. Voorafgaand aan het gesprek met de formateur vinden drie feitenonderzoeken plaats. Daarbij gaat het ten eerste om een onderzoek naar justitiële antecedenten; ten tweede gaat de AIVD na, of er in de dossiers gegevens staan over de kandiaat-bewindspersoon; en ten derde doet de Belastingdienst een onderzoek naar het fiscale dossier van betrokkene. Tijdens het gesprek met de formateur komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

  • functies, nevenfuncties en andere nevenactiviteiten. Voorafgaand aan de beëdiging dienen deze te worden beëindigd. Zij mogen ook niet “slapend” worden voortgezet
  • financiële en zakelijke belangen. Nagegaan wordt of betrokkene zeggenschapsrechten heeft in relevante financiële of zakelijke belangen. Daarvan moet volledig afstand worden gedaan of er moet een regeling worden getroffen opdat betrokkene de zeggenschapsrechten niet langer kan uitoefenen
  • gezondheid. Een medische keuring maakt echter niet standaard deel uit van de procedure
  • geheimhoudingsverplichtingen voor oud-bewindspersonen.

Na afloop van het gesprek bevestigt de kandidaat het besprokene schriftelijk door middel van een brief aan de formateur. Daartoe is een standaardmodel ontworpen.

Zie voor de regeling van 2002: Bijlage 28.754, Handelingen Tweede Kamer, 2002-2003, nr. 1 Beoordeling van kandidaat-ministers en staatssecretarissen.

Scroll naar boven