Samenwerking

Sinds de eerste uitzending in de jaren vijftig is er veel veranderd in de wereld van de omroep. Er zijn meer televisie- en radionetten gekomen, er zijn meer omroepverenigingen gekomen, commerciële zenders werden toegelaten, de verzuiling is niet langer hét kenmerk van de Nederlandse samenleving en de omroepverenigingen doen veel meer dan uitzendingen verzorgen en een programmablad uitgeven. Digitale themakanalen, websites, mobiele toepassingen zijn enkele recente voorbeelden daarvan, maar al langer werden er producten ontwikkeld en verkocht die gerelateerd zijn aan televisieprogramma’s. Tot 2006 dienden alle nevenactiviteiten te worden gemeld bij het Commissariaat voor de Media om te controleren of zij niet in strijd waren met de hoofdtaak. Als de activiteiten in strijd waren met de hoofdtaak, dienden zij uit verenigingsmiddelen te worden bekostigd, en niet uit de publieke middelen. Sinds 2006 maakt de Mediawet een onderscheid tussen neventaken en nevenactiviteiten. De neventaken maken deel uit van de hoofdtaak van de publieke omroep. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het uitzenden van themakanalen als Politiek 24. Die neventaken dienen te worden opgenomen in de meerjarenbegroting van de omroep en dus vooraf door de minister van OCW te worden goedgekeurd. De nevenactiviteiten van de publieke omroep worden getoetst door het Commissariaat van de Media (daarbij valt te denken aan het gezelschapsspel De Lama’s van BNN of het mede-organiseren van een theatertour door MAX van het programma Super Senioren.

Naast deze aanpassing aan de ontwikkelingen was een andere belangrijke doelstelling van de Mediawet het bevorderen van samenwerking tussen de omroepen. In tegenstelling tot de de jaren van de verzuiling diende niet zozeer de onderlinge profilering van de omroepen centraal te staan, maar diende dé publieke omroep als geheel zich te profileren tegenover en te concurreren met de commerciële omroep.

Samenwerking kwam onder andere tot uiting in de zenders waarop omroepen uitzonden. Vanaf 4 april 1988, toen het derde net in gebruik werd genomen, kregen de omroepen elk een vast net waarop zij uitzonden: het zogenaamde “thuisnetmodel”. Zo zond bijvoorbeeld Nederland 1 de programma’s uit van KRO, NCRV en EO. In september 2006 werd een nieuwe zenderindeling van kracht: het “programmeermodel”. Dit houdt in dat de programma’s van de omroepverenigingen worden verdeeld over de verschillende netten op basis van genre. De 3 publieke netten hebben daarmee elk een eigen profiel gekregen:

  • Nederland 1: breed publieksnet
  • Nederland 2: verdiepende programma’s
  • Nederland 3: kinderen, jongeren en voetbal.

Op de radio geldt sedert 1978 de volgende „thematische” indeling:

Radio 1: nieuws en actualiteiten

Radio 2: nieuws, amusement en muziek

Radio 3: populaire muziek

Radio 4: klassieke muziek

Radio 5: achtergrond- en opinie

De discussie over de zenderindeling op radio en televisie werd, zoals gezegd, mede gevoerd op grond van de overweging dat de individuele omroepen op een zender zouden moeten samenwerken om via een eenduidig programma-aanbod te kunnen concurreren met commerciële zenders, zowel als het gaat om kijkcijfers als om reclame-inkomsten.

De samenwerking kreeg geleidelijk ook bestuurlijk gestalte, culminerend in de wijziging van de Mediawet in 2005 in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie, zie: Staatsblad 2005, nr. 426, Wijziging van de Mediawet in verband met het bevorderen van een gezamenlijke strategie en duidelijke regie met betrekking tot de programmering van de landelijke publieke omroep, alsmede het aanbrengen van een helderder afbakening tussen toezicht, bestuur en professionele werkprocessen binnen de organisatie van de landelijke publieke omroep.

De Raad van Bestuur van de publieke omroep coördineert de totale omroep, heeft de regie over de programmering en draagt de eindverantwoordelijkheid voor het geheel. De Raad wordt bijgestaan door een onafhankelijke raad van toezicht en krijgt advies van het College van Omroepen. Die adviezen hebben betrekking op het algemene programmabeleid, de profielen en de distributie van de publieke kanalen en de jaarlijkse begroting.

De Concessiewet bevatte daarnaast nog andere bepalingen om de onderlinge concurrentie tegen te gaan en om samenwerking te bevorderen. Een concessie wordt bijvoorbeeld niet verleend als er onvoldoende samenwerking met andere omroepen bestaat. Achterliggende gedachte bij het stelsel van concessieverlening was dat de onderlinge strijd om de leden zou afnemen nu er immers zekerheid bestond over voortbestaan voor de duur van de concessie. Zie verder bij de paragraaf “De concessiewet”

Scroll naar boven