Kinderen van twee intercontinentale migraties

De aanwezigheid van hindoes in Nederland is het gevolg van twee intercontinentale migratiebewegingen. De eerste speelde zich af in het laatste kwart van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. In 1863 werd in Suriname de slavernij afgeschaft en vele voormalige negerslaven keerden het platteland de rug toe. Om het tekort aan arbeidskrachten op de plantages op te vangen ging men ertoe over arbeiders in Brits-Indië te werven. Een verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië (1870) maakte dit mogelijk. Zo verscheen in 1873 het eerste transportschip met contractarbeiders (de Lalla Rookh, de „rooswangige”) in de haven van Paramaribo. Tot 1916 vestigden zich zo ruim 33.000 Hindostanen in Suriname. De meesten keerden na hun contractperiode niet terug. Bij de volkstelling van 1921 bleken er ongeveer 30.500 Hindostanen in Suriname te wonen, ruim 23% van de bevolking. In de loop van de twintigste eeuw nam hun aantal sterk toe als gevolg van natuurlijke groei; immigratie uit Indië speelde nauwelijks meer een rol. In deze periode emancipeerden de Hindostanen van „koelies” tot een bevolkingsgroep met gevestigde belangen in de landbouw, handel en transport. Getalsmatig groeiden zij uit tot de belangrijkste etnische groepering van Suriname. Bij de volkstelling van 1971 woonden er al 142.300 Hindostanen in Suriname, bijna 38% van de bevolking.

Op dat moment is echter al een begin gemaakt met de tweede intercontinentale migratiegolf die Hindostanen van Suriname naar Nederland zou brengen. De immigratie uit Suriname had tot circa 1950 voornamelijk een elite-karakter, was getalsmatig zeer beperkt en betrof overwegend Creolen. Tussen 1950 en 1965 vond een verbreding plaats, die ook andere sociale lagen en voor het eerst ook Hindostanen zich in Nederland deed vestigen. Na 1965 kreeg deze immigratie een massaal karakter met als hoogtepunt het jaar 1975, toen Suriname onafhankelijk werd. Het vestigingsoverschot uit Suriname (en de Antillen) bereikte in dat jaar een aantal van maar liefst 39.000 (bijna 10% van de Surinaamse bevolking). Ook nadien bleef de immigratie uit Suriname de emigratie naar Suriname ruimschoots overtreffen (in 2001 met 2430 immigranten).

Rond 1990 wordt het aantal Hindostanen in Nederland geschat op circa 90.000. Niet allen zijn hindoe. Ongeveer 76% van hen is hindoe, 20% is moslim en de resterende 4% is christen.

Naar schatting is 80% van de Surinaamse hindoes aanhanger van de Sanatan Dharm. Hun religieuze praktijk bestaat uit het houden van diensten, thuis en in tempels, waarbij onder andere (vuur)offers worden gebracht bij de beelden of afbeeldingen van de verschillende verschijningsvormen van de hoogste brahman. Tijdens deze diensten wordt gebeden en gezongen en leest men voor uit de verschillende heilige geschriften als de Ramayana, de Mahabharatha en de Bhagvad Gita. Verder kent men diverse religieuze feesten met Holi (nieuwjaarsfeest, lentefeest) en Divali (feest van de overwinning van het licht over de duisternis) als belangrijkste.

Ongeveer 20% van de Surinaamse hindoes is aanhanger van de Arya Samaj. Daarmee is deze hervormingsbeweging onder Surinaamse hindoes veel populairder dan in India. Zij kennen minder uitvoerige ceremoniën dan de sanatans en voltrekken alleen het vuuroffer. Zij lezen alleen de oudste heilige geschriften, de Veda’s.

De contacten met de Surinaamse en Nederlandse samenleving hebben het oorspronkelijke hindoeïsme van karakter doen veranderen. Zo ontstond eerst een specifiek Surinaamse vorm van het hindoeïsme, waarin het kastenstelsel sterk in betekenis afnam. Het en masse werken op de Surinaamse plantages was niet bepaald geschikt om kaste-tradities in stand te houden. Bovendien was er zeker in de beginperiode een groot tekort aan vrouwen, wat het voorschrift om binnen de eigen kaste te trouwen vrijwel onuitvoerbaar maakte. Tenslotte interpreteerden de Surinaamse pandits (priesters) de rituelen en daarbij behorende handelingen op hun eigen wijze.

In Nederland vond opnieuw aanpassing van de hindoe-cultuur plaats.

Tabel 8. Hindoes 1947-2000: aantal en groeicomponenten.

Jaar

Aantal

Groei totaal

Groei t.g.v. geboorten­overschot

Groei t.g.v. vestigings­overschot

1947

58

1960

176

1971

2.520

1975

13.700

11.200

600

10.600

1980

33.900

20.200

2.700

17.400

1985

46.800

12.900

5.200

7.600

1990

60.800

14.000

6.600

7.400

1993

71.100

10.300

4.100

6.400

2000*

80.000

Bron: Volkstellingen 1947, 1960 en 1971; C.J.M. Prins, „Islamieten en Hindoes in Nederland: herziening van de tijdreeks”, in: CBS Muundstatistiek van de bevolking, 1994-2, pp. 22-27.

* W. Advokaat en A. de Graaf, „Religie in historisch perspectief”, in: CBS Maandstatistiek van de bevolking, 2001-6, pp. 8-12.

Traditioneel werd in de opvoeding sterke nadruk gelegd op waarden als nederigheid en gehoorzaamheid aan ouders en ouderen. De vrouw diende haar echtgenoot en zijn familie te volgen. Deze cultuur contrasteerde sterk met de Nederlandse, wat tot spanningen, conflicten en aanpassingen leidde. Ook de positie van de hindoe-priester, de pandit, kon niet dezelfde blijven als in Suriname. Rituelen en ceremoniën (bijvoorbeeld lijkverbranding) werden aan de Nederlandse situatie aangepast. Vooral onder de jongere generaties is – net als in de Nederlandse samenleving als geheel – sprake van secularisatie op grote schaal.

Hoewel men vooral in de grote steden florerende hindoe-tempels kan aantreffen, is het Surinaamse hindoeïsme in de eerste plaats een huisgodsdienst. De pandit bezoekt de hindoe-families thuis voor het verrichten van rituelen, zoals de rituelen die te maken hebben met de belangrijke gebeurtenissen in een mensenleven: geboorte, huwelijk en overlijden. Deze pandits zijn niet in dienst van een kerkgenootschap, maar fungeren in feite als kleine zelfstandigen. Soms ontwikkelt zich een vaste relatie met een tempel of plaatselijke kring.

In Den Haag, waar de grootste concentratie van Surinaamse hindoes te vinden is, werd in 1988 de eerste hindoe-school in Nederland opgericht, de Shri Vishnu basisschool in de Schilderswijk. Initiatiefnemer was de landelijke organisatie Sanatan Hindoe Parishad, die daartoe in 1987 een aparte dochterorganisatie in het leven had geroepen, de Stichting Hindoe Onderwijs Nederland. Spoedig volgden hindoe-basisscholen in Amsterdam (1989) en Rotterdam (1990). Na een conflict scheidde een groep ouders zich af van de Haagse school en richtte in 1992 een vierde hindoe-basisschool op, die eerst na veel strubbelingen door het Ministerie van Onderwijs werd erkend.

Voor verdere informatie, zie:

  • L. Bloemberg, Tussen traditie en verandering. Hindostaanse zelforganisaties in Nederland, Amsterdam, 1995
  • H.J. Schwencke, „Schoolstrijd in Den Haag. Veranderingen in de religieuze cultuur van Surinaamse Hindoes in Nederland”, in: Migrantenstudies, 1994, pp. 96-110
  • C.J.G. van der Burg, „Surinamese Hinduism in the Netherlands and social change”, in: R. Barot (ed.), Religion and ethnicity: minoraties and social change in the metropolis, Kampen, 1993
  • L. Bloemberg en D. Nijhuis, „Hindoebasisscholen in Nederland”, in: Migrantenstudies, 9-3 (1993), pp. 35-51
  • G. Mungra, Hindoestaanse gezinnen in Nederland, Leiden, 1990
  • B. Lalmahomed, Hindostaanse vrouwen. De geschiedenis van zes generaties, Utrecht, 1992
  • C.J.G. van der Burg, „The structural conditioning of identity formation. Surinamese Hindus and religious policy in the Netherlands”, in: W.A.R. Shadid en P.S. van Koningsveld (eds.), The integration of Islam and Hinduism in Western Europe, Kampen, 1991, pp. 213-226
  • J. van Lin (red.), Ontmoeting van hindoes en christenen. Grensverleggende verkenningen. Hilversum, 1990
  • C.J.G. van der Burg e.a. (red.), Hindostanen in Nederland. Leuven/Antwerpen, 1990
  • C. van der Burg en P. van der Veer, „Pandits, power and profit: religious organization and the construction of identity among Surinamese Hindus”, in: Ethnic and Racial Studies, 9 (1986), pp. 514-528
  • C.J.G. van der Burg (red.), Surinaamse religies in Nederland. Hindoeisme, Winti, Hindostaanse Islam, Religieuze bewegingen in Nederland 12, Amsterdam, 1986
  • M.K. Gautam (red.), In search of Hindu ideals in the Netherlands, Leiden, 1985
  • P. van der Veer, „Hoe bestendig is de ‘eeuwige religie’? Enkele vragen rond de organisatie van het Surinaams hindoeïsme”, in: P. van Gelder e.a. (red.), Bonoeman, rasta’s en andere Surinamers, Amsterdam, 1984, pp. 111-124
  • Van immigrant tot emigrant: 110 jaar Hindostaanse immigratie, Utrecht, 1983
  • J.H.M. Eyck en S. Nandoe, Hindoes in Nederland, Amersfoort, 1981
  • C.J.M. de Klerk, De immigratie der Hindoestanen in Suriname, Amsterdam, 1953.
Scroll naar boven