Technologie

In veel van de thematische verkenningen die in het voorgaande werden besproken, kwamen afzonderlijke technologische innovaties aan de orde, zoals bij gezondheidszorg, verkeer en vervoer en energie. Ook worden in sommige van de genoemde verkenningen technologische ontwikkelingen indirect benaderd, zoals op het gebied van de economie als toename van de arbeidsproductiviteit.

Er zijn in Nederland verschillende instellingen zelfstandig werkzaam op het gebied van technologieverkenning, zoals de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) en het onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO), die voor hun activiteiten veelal weer met universitaire instellingen samenwerken. Het accent ligt op de studie van afzonderlijke technieken en mogelijke gevolgen daarvan en voorwaarden daarvoor. In het werk van de STT gaat het vooral om een verkenning van het potentieel van bepaalde nieuwe technologieën (‘forecasting’), terwijl DTO de techniek van „backcasting” toepast: aan een bepaald product of productieproces wordt de eis opgelegd van een vergaande vermindering van de milieubelasting in de verre toekomst (2040). Terugredenerend wordt zo een ontwerptraject gestimuleerd dat tot de beoogde innovatie moet leiden. Enkele voorbeelden:

  • Stichting Toekomstbeeld der Techniek, Stroomversnelling. De volgende elektrische innovatiegolf, Den Haag, 1999
  • Stichting Toekomstbeeld der Techniek, Nanotechnology. Towards a molecular construction kit, Den Haag, 1998
  • Onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling, Verplaatsen. Ontwerp van duurzame vervoerssystemen, Den Haag, 1997
  • Onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling, Voeden. Spectrum van een duurzame voedselvoorziening, Den Haag, 1997.

Naast „technological forecasting” is ook sprake van „technological assessment” of, in het Nederlands: technologisch aspectenonderzoek. Hierbij ligt het accent veel meer op de voorwaarden waaronder bepaalde innovaties acceptabel worden geacht dan wel zouden kunnen worden gestimuleerd, kortom op het met het oog op publiek debat beoordeelbaar maken van innovaties. Bij dit type onderzoek worden nieuwe technologieën belicht vanuit velerlei aspecten, zoals econome, natuur en milieu, veiligheid, publieksacceptatie en ethiek. Ten dele hangt hiermee samen een zekere verschuiving van aandacht voor nieuwe technologie naar innovatieproces. Dit is ook niet verwonderlijk. Over aard en gevolgen van innovaties die zich al hebben aangediend, of die vóór in de „pijplijn” zitten, kan nog wel het nodige worden gezegd maar dit ligt veel moeilijker voor zaken die nog ver van toepassing zijn verwijderd of nog moeten worden uitgevonden. Technologisch aspectenonderzoek wordt vooral georganiseerd door het Rathenau Instituut, en de Stuurgroep Technologisch Aspectenonderzoek van het ministerie van LNV. Enkele voorbeelden van publicaties:

  • H. van den Belt, H. te Molder en N. Aarts, Functional Foods. Van dilemma’s naar beleid, Ministerie van LNV, Den Haag, 1999
  • Rathenau Instituut, Klonen en kloneren. Verslag van een maatschappelijk debat, Den Haag, 1998
  • Rathenau Instituut, Persoonsgegevens in de informatiemaatschappij, Den Haag, 1998
  • W.J. Bijman en L.A.P. Lotz, Transgene herbicideresistente rassen, Ministerie van LNV, Den Haag, 1996.

In 1998 werd gepubliceerd: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Staat zonder land. Een verkenning van bestuurlijke gevolgen van informatie- en communicatietechnologie, Den Haag, 1998.

In deze kwalitatieve studie wordt gewezen op de andere rol die begrippen als „tijd” en „ruimte” gaan spelen als gevolg van de ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie. De toerekening van gebeurtenissen aan een bepaalde plaats wordt moeilijker en wellicht ook minder relevant: activiteiten kunnen wereldwijd worden ontplooid vanaf haast elke willekeurige locatie. De afnemende binding aan een bepaald grondgebied heeft onvermijdelijk gevolgen voor het handelingsvermogen van de nationale staat. Het ordenend en sturend vermogen van staten berust immers in belangrijke mate op instrumenten die territoriaal gebonden zijn. De studie onderzoekt de consequenties van deze „deterritorialisering” voor het statelijk vermogen in algemene zin, en meer in het bijzonder voor het marktordeningsbeleid, belastingbeleid, monetair beleid, sociaal beleid en cultuurbeleid.

Scroll naar boven