Een belangrijk, zo niet het belangrijkste, kanaal van werkgevers- en werknemersverenigingen om hun invloed op het sociale terrein te doen gelden is de CAO en de daaraan gekoppelde sectorale fondsen. De toekomst van de verenigingen hangt daarom in sterke mate of van het feit of zij CAO’s weten aan te passen aan veranderingen in de maatschappij. Het zal hierbij onder meer gaan om een nieuwe balans tussen:
- standaardregels en ruimte voor differentiatie
- verplichtingen en aanbevelingen voor bedrijven en werknemers
- oude en nieuwe vormen van flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt, zie hierover: T. Wilthagen, Flexicurity. A new paradigm for labour market reform?, Berlin, 1998
- dirigisme en inspraak van leden en ondernemingsraden bij voorbereiding en invulling van CAO’s
- inhoudelijke versus procedurele regulering.
Weet de CAO zich onvoldoende aan te passen dan dreigt concurrentie voor de CAO, zoals individuele contractsvorming en/of bedrijfsovereenkomsten die slechts instemming behoeven van de OR. Dat de vakbond nog nauwelijks aan betekenis heeft ingeboet in de arbeidsvoorwaardenvorming, heeft zij voor een niet onaanzienlijk deel te danken aan werkgevers. Voor de werkgever heeft de CAO het specifieke voordeel van automatische doorwerking in individuele arbeidscontracten waarmee (transactie)kosten en arbeidsverhoudingen worden beheerst. Werkgeversvoorkeuren kunnen zich echter wijzigen als wetgeving verandert, vakbonden een te grote afstand krijgen van het bedrijfsbeleid of haar achterban en OR’en meer deskundig worden.