In de tweede levensfase staat bij velen de relatie met de partner en het ouderschap centraal. De juridische vorm van de intieme relatie kan het huwelijk, de echtverbintenis zijn. Maar men kan ook, al dan niet op basis van een contract, ongehuwd gaan samenwonen of partieel gaan samenwonen (de zogenaamde LAT-relatie). Vroeger, in de negentiende eeuw, was de weg tot het huwelijk lang. Een verkerings- en een verlovingsperiode van 10 jaar of langer was geen uitzondering. Het aangaan van een huwelijk en het stichten van een gezin was sterk afhankelijk van de economische positie. Voor velen was toen de huwelijkse staat een onbereikbaar ideaal. De trouwlustigheid onder jongeren nam in de jaren zeventig van deze eeuw sterk toe. De gemiddelde huwelijksleeftijd van vrouwen daalde tot 23 jaar. De kans van vrouwen op een huwelijk steeg tot 95%. De huwelijkskans van vrouwen was in 1999 minder dan 75%, voor mannen zelfs minder dan 70%. Dit komt door de grotere pluriformiteit van de levensloop. Ook de gemiddelde huwelijksleeftijd bij eerste huwelijken is sterk toegenomen en ligt nu dicht bij de 30 jaar. Het samenwonen onder jongeren dat tot huwelijksuitstel en ook tot huwelijksafstel leidt is sterk toegenomen. Het uitstel van de gezinsvorming is opmerkelijk. De gemiddelde leeftijd van moeders bij de eerste geboorte is gestegen tot 29 jaar (1997). De helft van de pasgeborenen heeft een moeder en een vader van boven de 30 jaar. Zie:
- A. de Graaf en A. de Jong, Later en minder kinderen, in: INDEX CBS, special bevolking, 1999, pp. 8-9
- A. de Jong en A. de Graaf, De huwelijksconjunctuur, in: INDEX CBS, special bevolking, 1999. pp. 6-7.