De reductie van het aantal rijksambtenaren is slechts een aspect van het overheidspersoneelsbeleid, zoals dat sinds de jaren tachtig vorm heeft gekregen. De leuze waarmee het afslankingsbeleid is ingezet luidde: een kleine maar betere overheid. Dat „betere” is ingevuld, zoals blijkt uit tabel 4, met hoger ingeschaalde ambtenaren, die breder inzetbaar moeten zijn en meer van positie moeten wisselen zowel binnen als tussen de ministeries. De lage mobiliteit wordt gezien als een van de oorzaken van de verkokering binnen de rijksoverheid (zie de analyses van de Commissie Vonhoff en het Project Reorganisatie Rijksdienst). Om dit laatste te kunnen begrijpen moet eerst gesproken worden over de aanstelling van (hogere) ambtenaren.
Met uitzondering van enkele onderdelen als de buitenlandse dienst, leger, politie en rechterlijke macht wordt in Nederland traditioneel een persoon slechts gerecruteerd voor een bepaalde functie bij een ministerie. Als nadeel van deze benadering worden de geringe interdepartementale mobiliteit en de verkokering genoemd. In eerdere paragrafen zijn de diverse commissies genoemd die op deze problematiek van verkokering hebben gewezen. Als antwoord is reeds in een vrij vroeg stadium de introductie van een Nederlandse „civil service” gegeven (Commissie Vonhoff). Tot voor kort is aan deze oproep geen gehoor gegeven. De decentrale (departementale) krachten bleken sterker te zijn dan de centrale, samenbindende krachten. Pas beginjaren negentig is dit veranderd, met de introductie van:
- de aanstelling van hogere ambtenaren in algemene dienst
- de instelling van een algemene bestuursdienst voor de topambtenaren.
De aanstelling in algemene dienst houdt in dat hogere ambtenaren (vanaf functiegroep V oftewel vanaf schaal 11) niet meer in dienst van een ministerie zijn maar aangesteld bij de rijksoverheid in haar geheel. Met de aanstelling in algemene dienst is in de eerste plaats gepoogd een aantal formele barrières voor de interdepartementale mobiliteit weg te nemen. Voorheen betekende een verandering van functie dat men eerst ontslag moest nemen en vervolgens opnieuw in dienst van het rijksoverheid moest treden. Zoals gezegd is dit eigen aan de in Nederland gebruikelijke methode van recrutering. Onder de Algemene Bestuursdienst vallen op het ogenblik de ambtenaren in schaal 17 en hoger; in functies aangeduid begint de doelgroep bij de „zware” directeuren. Van deze groep ambtenaren wordt verwacht dat ze om de vijf jaar wisselen van positie en ministerie. Het Bureau voor de Algemene Bestuursdienst fungeert als het bureau dat verantwoordelijk is voor het personeelsmanagement van de Algemene Bestuursdienst. Elke functie binnen het bereik van de Algemene Bestuursdienst dient bij dit bureau te worden aangemeld. Het bureau begeleidt de recruteringsprocedure voor de vervulling van de betreffende functie.
Met de benoeming van hogere rijksambtenaren in algemene dienst van de rijksoverheid en de vorming van de Algemene Bestuursdienst heeft men tevens een psychologisch effect wensen te bereiken. Van deze groep ambtenaren wordt verwacht dat ze zich minder vereenzelvigen met de „eigen” ministeriële belangen en meer met die van de rijksoverheid in haar totaliteit.