Tot overeenstemming tussen de VS en Groot-Brittannië over een multilaterale aanpak van de naoorlogse wereldhandel was het tijdens de wereldoorlog niet gekomen als gevolg van onenigheid over de verhouding tussen vrijhandel en volledige werkgelegenheid. De Britten hielden er aan vast dat eerst volledige werkgelegenheid moest worden bereikt, voordat de handel kon worden geliberaliseerd. Toen de VS eind 1945 een nieuwe poging deed om vrijhandel internationaal te bespreken, aanvaardde Nederland de uitnodiging aan de voorbereidingen daarvan deel te nemen. Nederland was ongelukkig met het feit dat Groot-Brittannië met vijf van zijn Gemenebestlanden deelnam en dat slechts vijf continentale landen vertegenwoordigd waren. Het voorstel van Nederland Noorwegen als zesde continentale land toe te voegen, werd door de VS afgewezen. Nederland hechtte er verder aan als Benelux te kunnen optreden en stond ten aanzien van landbouwproducten een aan de grens meer te reguleren beleid voor dan de VS voor ogen had. Binnen de regering bestond onenigheid omdat de minister van Financiën aanvankelijk de voorkeur gaf aan oriëntatie op Groot-Brittannië boven de Benelux.
Op de bijeenkomst ter voorbereiding van een handvest voor een Internationale Handelsorganisatie van de VN in Londen in oktober 1946 verdedigde Nederland de vrijmaking van de handel. Nederland benadrukte er ook de noodzakelijkheid van ordening in het bedrijfsleven, erkenning van internationale goederenovereenkomsten, verwerping van kartels en instelling van een permanent orgaan voor regeling van geschillen. Het was een teleurstelling voor Nederland dat de handel in landbouwproducten geen zaak werd van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN. Bij de discussies over de wereldhandel wees Nederland er dan ook op dat besluiten binnen een Internationale Handelsorganisatie de verwezenlijking van de doelstelling van de Voedsel- en Landbouworganisatie niet in de weg mochten staan. Het ontwerp van het Handvest voor de Internationale Handelsorganisatie werd in 1947 in Genève opnieuw besproken. De nieuwe versie ging niet meer uit van de eenheid van de wereldeconomie die door vrij strakke regels gecontroleerd kon worden, maar van afzonderlijke nationale economieën die naar eigen inzicht hun economie en internationale economische betrekkingen konden regelen. Op de conferentie in 1948 in Havanna behoorde Nederland tot de landen die de Geneefse versie van het Handvest tegen verdere aantasting beschermden. Wel verdedigde Nederland er met succes dat zijn systeem voor in- en uitvoer van landbouwproducten gehandhaafd kon blijven, waarbij aan de grens regelingen getroffen konden worden. Van deze op Nederlandse landbouwpolitieke beginselen berustende bepaling in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel, die in Genève was aanvaard, zou de Europese Economische Gemeenschap later gebruik maken ter wille van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dit werd vorm gegeven door S.L. Mansholt, die van 1945 tot en met 1957 minister van Landbouw was en per 1 januari 1958 tot lid van de Europese Commissie werd benoemd.
Doordat het Amerikaanse Congres het in Havanna opgestelde Handvest niet wilde aanvaarden en president H.S. Truman dit terugtrok, kwam de voorgestelde Internationale Handelsorganisatie niet van de grond. In plaats daarvan begon de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT) te fungeren als een forum, waarin via tariefrondes verlaging van de invoerheffingen werd bereikt. De GATT institutionaliseerde, al zou het nog tot 1995 duren voordat de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organization, WTO) kon worden opgericht. De Nederlandse handelspolitiek was vanaf het begin gebaseerd op de GATT. Vanaf 1970 werd de handelspolitiek gevoerd onder leiding van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap, waarbij de lidstaten hun beleid op elkaar afstemmen en het beleid van de Commissie beoordelen binnen Commissie 113.
Zie voor Nederland en de internationale economie:
- A.F.P. Bakker, De internationale financiële instellingen, Amsterdam, 1995
- F.G. Moquette, Van BEP tot BEB. De aanpassing van de bestuurlijke structuren aan de ontwikkelingen van de buitenlandse economische betrekkingen in Nederland sinds 1795, Leiden, 1993.