Zuivere gegevens over de ontwikkeling van de omvang (en de samenstelling) van het provinciaal ambtelijk apparaat komen beschikbaar in de binnenkort te verschijnen dissertatie van Van der Meer en Roborgh. Aangezien de cijfers betreffende de omvang van het ambtelijk apparaat uit de kerngegevens van het ministerie van Binnenlandse Zaken niet geheel vergelijkbaar zijn, beperken wij ons tot de mededeling dat het aantal functionarissen in dienst van de provincie vooral in de jaren tachtig is gegroeid. In 1990 vormt het personeel in dienst van de lager publiekrechtelijke lichamen, 243.737 (tabel 7) grosso modo eenderde van het totale overheidspersoneel,
Tabel 7. Omvang personeel lager publiekrechtelijke lichamen.
gemeenten |
197.579 |
provincies |
16.304 |
waterschappen |
7.613 |
gemeenschappelijke regelingen |
22.241 |
totaal |
243.737 |
Bron: Kerngegevens bezoldiging overheidspersoneel 1990 (Ministerie van Binnenlandse Zaken).
Tot het midden van de jaren tachtig waren de taken georganiseerd volgens het traditionele griffiedienstenmodel. De griffie omvatte in dat model beleidsinhoudelijke afdelingen, middelenafdelingen (zie verder) en ondersteunende en uitvoerende afdelingen. De griffie verzorgde ook de beleidsvoorbereiding te ‘ n behoeve van de diensten.
Deze taakverdeling berustte op een onderscheid tussen juridisch-bestuurlijke beleidsvoorbereiding en technische uitvoering.
Met intensivering en extensivering van het takenpakket voldeed dit model op een goed moment niet meer. Er werd gezocht naar een zodanige hergroepering van taken dat beleidsvoorbereiding en -uitvoering in een beleidsveld voortaan zouden zijn ondergebracht in één organisatie-onderdeel. Dit wordt wel aangeduid als het model van de geïntegreerde bestuursdienst of het sectorenmodel. Inmiddels heeft de reorganisatie in de meeste provincies haar beslag gekregen. Variatie in naamgeving van de organisatie-onderdelen daargelaten (men spreekt van hoofdgroepen, diensten of directies) zijn de taken tegenwoordig over het algemeen georganiseerd verdeeld onder de sectoren: Welzijn, Economie en Bestuur (WEB); Verkeer en Vervoer; Ruimtelijke Ordening of Ruimte en Groen; Water en Milieu. Daarnaast kennen verschillende provincies een Dienst Centrale Ondersteuning.
De directeuren van de diensten zijn doorgaans verenigd in een managementteam onder voorzitterschap van de griffier. Dit is het niveau waarop de beleidscoördinatie plaatsvindt. De griffier toetst adviezen uit dit gremium op hun bestuurlijk-juridische zorgvuldigheid en beoordeelt of daadwerkelijk afstemming heeft plaatsgevonden. Hij behoudt zijn specifieke taak als voornaamste adviseur van de bestuurscolleges. De organisatorische voorziening voor coördinatie en toetsing van beleid geeft in de praktijk drie variaties te zien (tabel 8).
Tabel 8. Organisatorische voorziening van coördinatie en toetsing van beleid.
a. |
geen voorziening: de griffier beoordeelt zelfstandig de beleidsadviezen |
b. |
een”pendanten-structuur”: voor elke dienst een kleine eenheid binnen een stafafdeling/griffierbureau vanwaaruit sturing en toetsing op hoofdlijnen plaatsvindt |
c. |
één ondersteunende afdeling die zich in plannende, coördinerende en toetsende zin bezighoudt met de beleidsinhoudelijke werkzaamheden van de diensten. |
Bron: Modderkolk en Van de Rie (1990), M6012-20 (zie literatuur paragraaf 2).
Bij de organisatie van de middelenfuncties (personeel, organisatie, financiën, planning, informatie en communicatie) kunnen eveneens drie varianten worden onderscheiden (tabel 9).
Tabel 9. Organisatie middelenfuncties.
a. |
gecentraliseerde middelenfuncties in afzonderlijke diensten (bijvoorbeeld dienst financiën); |
b. |
concentratie van alle middelenfuncties in één middelendienst; |
c. |
gedecentraliseerde middelenfuncties en kleine middelenafdelingen respectievelijk middelendiensten, de middelentaken worden binnen de verschillende diensten behartigd; centrale afdelingen hebben vooral een kaderscheppende en achteraf toetsende rol. |
Bron: Modderkolk en Van de Riet (1990), M6012-21 (zie literatuur paragraaf 2).