Begrippen

Collectieve actie betreft pogingen van een groep gelijkgestemde burgers om door bundeling van krachten een specifiek, dat wil zeggen beperkt, en niet op het maken van winst gericht doel te bereiken. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen primaire collectieve actie, de activiteiten gericht op realisering van de doelstellingen, en secundaire collectieve actie, de activiteiten gericht op oprichting, instandhouding en versterking van de groep. Lobbyen en demonstreren zijn vormen van primaire collectieve actie. Voorbeelden van secundaire collectieve actie zijn ledenwerving en financiële acties.

Daarnaast zijn er vier vormen van collectieve actie te onderscheiden: expressieve activiteiten, charitatieve activiteiten, dienstverlenende activiteiten en protest en pressie.

Bij expressieve activiteiten krijgen de deelnemers de gelegenheid tot zelfexpressie zoals sport, muziek en toneelspelen. Bij charitatieve activiteiten houden de deelnemers zich met liefdadigheid bezig. Bij dienstverlenende activiteiten kunnen de participanten profiteren van een bepaald dienstenpakket.

Kenmerkend voor protest en pressie is dat groepen burgers pogen bepaalde veranderingen in het beleid van een gezagdrager te bewerkstelligen of juist tegen te houden. Die gezagdrager is veelal de overheid, maar ook andere actoren, zoals besturen van universiteiten of directies van ziekenhuizen en bedrijven, kunnen het doelwit zijn van protest en pressie.

In het geval van protest beschikt de actor niet over toegang tot de gezagdrager en over voldoende hulpmiddelen, zodat hij genoodzaakt is zich te wenden tot het publiek, de media of groepen die steun kunnen of willen verlenen. Als het protest aanslaat, kan de actor alsnog voldoende middelen verwerven om rechtstreeks druk ofwel pressie uit te oefenen op de gezagdrager.

In het geval van pressie richt de actor zich rechtstreeks tot de gezagdrager, bijvoorbeeld door te lobbyen of steekpenningen aan te bieden. Pressie doet zich voor als een actor wel rechtstreekse toegang heeft tot een gezagdrager en beschikt over ruilmiddelen, zoals geld en politieke steun of andere beloningen. Beschikt de actor niet over dergelijke middelen waaraan de gezagdrager behoefte heeft, dan heeft de gezagdrager er geen enkel belang bij onderhandelingen met de actor aan te knopen.

Protest is te omschrijven als collectieve actie die gericht is op de realisering van bepaalde wensen en eisen met betrekking tot de besluitvorming van een gezagdrager door indirecte beïnvloeding van de gezagdrager.

Pressie is collectieve actie die gericht is op de realisering van bepaalde wensen en eisen met betrekking tot de besluitvorming van een gezagdrager door directe beïnvloeding van de gezagdrager.

Protest en pressie zijn gericht op belangenbehartiging, maar de aard van de behartigde belangen loopt sterk uiteen. Daarbij is een grove tweedeling te maken tussen „eigen belang” en „algemeen belang”. Protest en pressie zijn gericht op eigen belang, als de protest en pressie uitoefenende actoren samenvallen met de (potentiële) begunstigden van de collectieve actie. Protest en pressie zijn gericht op algemeen belang, als de protest en pressie uitoefenende actoren niet samenvallen met de (potentiële) begunstigden van de collectieve actie.

Zowel individuen als groeperingen kunnen protest en pressie uitoefenen. Vele groeperingen hebben de status van rechtspersoon, waarbij zij uit twee rechtsvormen kunnen kiezen, een vereniging en een stichting. Kenmerkend voor een vereniging is dat zij leden heeft, die zich door betaling van contributie kunnen verzekeren van lidmaatschap. Een vereniging is verplicht van tijd tot tijd een ledenvergadering te houden, waar de leden het bestuur kiezen en de begroting vaststellen. Een vereniging heeft met andere woorden formeel een democratische structuur. Een stichting daarentegen heeft geen leden maar alleen een bestuur, dat zichzelf aanvult (coöptatie).

Vele protest- en pressieactoren vormen conglomeraten die bekend staan als sociale bewegingen, zoals de milieubeweging, vrouwenbeweging en vredesbeweging. Een sociale beweging is te definiëren als een netwerk van vele actoren en een verscheidenheid aan publieke activiteiten dat gedurende langere tijd gericht is op het tot stand brengen van maatschappelijke veranderingen. Sociale bewegingen hebben de volgende zes kenmerken.

  • Vanzelfsprekend is er sprake van een gemeenschappelijk doel of ideaal, want per slot van rekening is dat de reden om allerlei actoren en activiteiten het stempel „sociale beweging” te geven. In de regel is dat doel of ideaal tamelijk globaal en lopen de meningen over de concretisering van dit ideaal en de te volgen strategie sterk uiteen
  • In de definitie is de term „netwerk van vele actoren” gebruikt, omdat de onderlinge verhoudingen in sociale bewegingen vaak nogal complex zijn. Een sociale beweging is niet een hecht geheel van door het gemeenschappelijke ideaal bezielde eendrachtig samenwerkende individuen en groeperingen, maar een bonte verzameling van sterk verschillende actoren, die nu eens onderling samenwerken en dan weer met elkaar van mening verschillen
  • Een kenmerk van veel activiteiten van bewegingen, zoals demonstraties, is dat er veel „incidentele” participanten zijn
  • Een sociale beweging kenmerkt zich door een zekere duurzaamheid en continuïteit. Dat laat onverlet dat een beweging pieken en dalen kent en soms zelfs geheel van het toneel verdwijnt
  • De doelstelling of eis van een sociale beweging is niet al te specifiek. De activiteiten van een sociale beweging moeten betrekking hebben op bredere maatschappelijke vraagstukken
  • Ten slotte beperken de activiteiten van sociale bewegingen zich niet tot invloedspogingen achter de schermen. Een verzameling actoren die probeert door te lobbyen haar zin te krijgen, is geen beweging. Een sociale beweging treedt in de openbaarheid.

Men kan lang en breed discussiëren over de vraag of een bepaald netwerk van actoren en activiteiten nu wel of niet als een sociale beweging te karakteriseren is. Dit is echter een zinloze en ook overbodige discussie; conglomeraten van actoren en activiteiten vertonen in wisselende mate „bewegingskenmerken” en de mate waarin een bepaald interorganisationeel netwerk aan bovenstaande zes kenmerken voldoet, zal in de tijd variëren.

Omdat sociale bewegingen niet op een ondubbelzinnige manier af te bakenen zijn, komt men in de literatuur uiteenlopende opsommingen van sociale bewegingen tegen. In het algemeen lijkt er wel overeenstemming te zijn over de aanwezigheid van de vrouwen-, vredes- en milieubeweging, maar de meningen lopen uiteen over de vraag of het zinvol is bijvoorbeeld een stedelijke beweging, homobeweging en antikernenergiebeweging te onderscheiden. Daarnaast is er evenmin eensgezindheid over de vraag of men de (socialistische) arbeidersbeweging nog als een sociale beweging kan beschouwen.

Sociale bewegingen zijn op allerlei manieren in te delen. Een mogelijk onderscheid is dat tussen categoriale bewegingen, die zich richten op de belangenbehartiging van een bepaalde sociale categorie, zoals vrouwen, ouderen en homoseksuelen, en thematische bewegingen, zoals de milieu- en vredesbeweging, die zich niet specifiek op een sociale categorie maar op de bevolking als geheel richten en een (in hun ogen) algemeen belang behartigen. Daarnaast kan men een onderscheid maken tussen oude bewegingen, met name de arbeidersbeweging, en nieuwe bewegingen, zoals de milieu-, vredes- en vrouwenbeweging. Dit onderscheid komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.

De hier gepresenteerde definities zijn gedeeltelijk ontleend aan: E. Abma, Naar een sociologie van collectieve actie, in: O. Schreuder (red.), Moderne bewegingen. Oude thema’s in een nieuw klimaat, Zeist, 1985, pp. 34-57.

Scroll naar boven