In een democratische rechtsstaat is de aanwezigheid van een onafhankelijke rechterlijke macht onontbeerlijk.
De rechterlijke macht in Nederland bestaat uit de zittende en de staande magistratuur, respectievelijk de leden die zijn belast met rechtspraak en het openbaar ministerie (OM).
Het begrip „rechtspraak” kan worden omschreven als „het van overheidswege, op basis van het positieve recht, door van de organen die de functies regelgeving en bestuur vervullen onafhankelijke organen, bindend beslechten van rechtsgeschillen tussen rechtssubjecten” (zie: Th.G.M. Simons, De rechterlijke organisatie in Nederland, Deventer, 1996, p. 5). Doorgaans worden drie hoofdtypen rechtspraak onderscheiden: de burgerlijke (of civiele) rechtspraak, de strafrechtspraak en de administratieve rechtspraak.
Bij de strafrechtspraak treedt het openbaar ministerie namens de samenleving op als vervolger tegen natuurlijke of rechtspersonen die ervan worden verdacht de rechtsorde te hebben overtreden.