De opstand in de Zuidelijke Nederlanden in de zomer van 1830 verstoorde de grote mogendheid-aspiraties van de koning. Toen in oktober van dat jaar een voorlopig bewind in Brussel de onafhankelijkheid van België uitriep, bleek spoedig dat Nederland internationaal niet werd gesteund. Naar aanleiding van de Belgische opstand was in Londen een conferentie van Engeland, Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Frankrijk belegd. Weliswaar toonden de conservatieve staten (Rusland, Pruisen en Oostenrijk) geen sympathie voor de opstandelingen, maar vanwege binnenlandse moeilijkheden waren zij niet bij machte Nederland te helpen. Frankrijk daarentegen (op de conferentie vertegenwoordigd door Talleyrand) had een strategisch belang bij het voltrekken van de scheiding, terwijl de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, Palmerston, uit politiek-ideële overwegingen op de hand van de Belgische opstandelingen was. In brede kring voelde men zich in Nederland vooral door Engeland (onze “natuurlijke bondgenoot”) in de steek gelaten.
Nog in november 1830 gelastte de conferentie een wapenstilstand en een maand later bezegelde zij de onafhankelijkheid van België. Op 20 januari 1831 werden bij de zogenaamde Protocollen de onherroepelijke voorwaarden gesteld dat (1) Nederland de grenzen van 1790 kreeg, dat (2) Luxemburg als groothertogdom aan Willem I bleef en dat (3) België 16/31 van de staatsschuld voor zijn rekening zou nemen (waarvoor het als tegenprestatie de vrije vaart op Indië zou krijgen). Ofschoon de Nederlandse koning zich ten diepste in zijn recht gekrenkt voelde, was hij toch bereid deze voor hem betrekkelijk gunstige voorwaarden te aanvaarden. Daarentegen weigerde het hoogste gezagsorgaan van België, het nationaal congres, akkoord te gaan. Dit orgaan eiste de volgende gebieden op: heel de linkeroever der Westerschelde, Limburg ten oosten van de Maas en Luxemburg. Het zou nog acht jaar duren alvorens de Belgische kwestie definitief uit de wereld was. Nadat België (onder aanvoering van J.B. Nothomb) de Londense conferentie ertoe had kunnen bewegen de scheidingsvoorwaarden in een voor dat land gunstige zin te doen veranderen (door middel van het Tractaat der 18 artikelen) en nadat op deze basis prins Leopold van Saksen-Coburg de Belgische kroon had aanvaard, verwierp ditmaal Willem de gewijzigde voorwaarden. Hij riep het Nederlandse volk te wapen. Bij de Tiendaagse Veldtocht (2-12 augustus 1831) werden de Belgische Maas- en Schelde legers verslagen door een Nederlandse legermacht onder de Prins van Oranje (de latere Willem II) en prins Frederik. Daarop besloot koning Louis Philippe van Frankrijk echter de Belgen de helpende hand te reiken; hij stuurde een interventiemacht onder bevel van Gérard. Nederland wenste een militaire confrontatie met het machtige Frankrijk te vermijden en trok zijn leger uit België (met uitzondering van de Antwerpse citadel) terug.