Minister Plasterk (BZK) stelde op 27 januari 2017 de staatscommissie parlementair stelsel in. De staatscommissie krijgt de opdracht om te onderzoeken of er veranderingen nodig zijn in het parlementaire stelsel en de parlementaire democratie en zo nodig aanbevelingen te doen. Johan Remkes, commissaris van de Koning in Noord-Holland en voorheen minister, Tweede Kamerlid (VVD) en gedeputeerde van de provincie Groningen, wordt voorzitter van de staatscommissie. De overige leden zijn vooraanstaande wetenschappers en ervaren oud-Kamerleden.
De Eerste en Tweede Kamer hadden gevraagd om de staatscommissie. In een brief aan de regering beschrijven zij een aantal belangrijke ontwikkelingen. De Nederlandse burger wil meer betrokken zijn bij beleid en politiek. Europese besluiten worden belangrijker voor het Nederlandse parlement. Veel taken zijn van de rijksoverheid overgegaan naar gemeentes. Er zijn steeds grotere verschillen tussen verkiezingsuitslagen. De opkomst van ict (internet, social media) heeft invloed op het parlement en de democratie. Daarom krijgt de staatscommissie de taak om te adviseren of er iets moet veranderen in het parlementaire stelsel. De staatscommissie zal volgend jaar advies uitbrengen.
Zie:
Op 13 december 2018 bracht de commissie haar eindrapport uit, zie: staatscommissie parlementair stelsel, Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans, Amsterdam, 2018.
Minister Ollongren stuurde op 26 juni 2019 namens het kabinet haar reactie op het eindrapport naar de Kamer. Bij aanbevelingen van de commissie die geheel of in belangrijke mate worden overgenomen of al worden uitgevoerd noemt het kabinet onder andere de volgende onderwerpen:
(1) de hervorming van het kiesstelsel.
– Het kabinet denkt daarbij aan het bieden van de mogelijkheid te kiezen voor een stem op de kandidatenlijst of voor een stem op een individuele kandidaat van die lijst (persoons- of lijststemstelsel).
– Het kabinet wil de mogelijkheden verkennen om de zogenoemde regionale component in het kiesstelsel nog verder te vergroten. Daarbij noemt het kabinet het voorbeeld van het Deense kiesstelsel (een meervoudig districtenstelsel met compensatiezetels om de evenredigheid op nationaal niveau te borgen).
– Gedacht kan ook worden aan het wijzigen van de functie van de Kamerkieskringen: politieke partijen zouden dan voor elke kieskring een andere kandidatenlijst (dus lijsten met telkens verschillende kandidaten) kunnen indienen.
– De herinvoering van de lijstencombinaties kan, met name in combinatie met het hierboven genoemde Deense syteem, het overwegen waard zijn.
– Het kabinet wil het aantal benodigde ondersteuningsverklaringen (nodig om aan verkiezingen mee te doen) verhogen naar tussen de 5000 en 10.000.
– In 2021 komen er experimenten met stembiljetten die ook elektronisch kunnen worden geteld
– Het kabinet wil het stemmen voor Nederlanders in het buitenland vergemakkelijken.
Het kabinet zal vóór het eind van dit jaar met nadere standpunten over deze onderwerpen komen.
(2) de Wet op de politieke partijen (WPP):
-Het kabinet wil wettelijke voorschriften inzake de transparantie van digitale campagnevoering en microtargeting voor zover dit de politieke partijen raakt, opnemen in de WPP.
– Giften van buiten de Europese Unie aan Nederlandse politieke partijen en hun neveninstellingen worden verboden. Bovendien moeten alle giften uit andere EU-lidstaten dan Nederland openbaar gemaakt gaan worden.
– Er komt een op politieke partijen toegesneden verbodsgrond in de WPP.
– Het kabinet overweegt de instelling van een onafhankelijke toezichthouder die het toezicht op de politieke partijen kan overnemen van BZK.
Het kabinet wil het wetsvoorstel in 2020 in procedure brengen zodat het in 2022 in werking kan treden.
(3) Betere positionering van de Eerste Kamer
– Het kabinet vindt een behandeling in tweede lezing van grondwetswijzigingsvoorstellen in de verenigde vergadering van Eerste- en Tweede Kamer gewenst.
– Het kabinet wil terug naar de wijze van verkiezing van voor de grondwetsherziening van 1983: verkiezing van de leden van de Eerste Kamer voor zes jaar, waarbij om de drie jaar de helft van de leden aftreedt.
Bij aanbevelingen die niet zonder meer worden overgenomen, maar waarover vóór het eind van 2019 door het kabinet een standpunt wordt ingenomen, noemt het kabinet:
(1) Het correctief bindend referendum. Het kabinet vindt het bindend correctief referendum een figuur die niet zonder meer inpasbaar is in de vertegenwoordigende democratie. In de wetenschap dat hierover zeer verschillend wordt gedacht, wil het kabinet hier uiterst zorgvuldig opereren. Dat betekent dat nu geen definitief standpunt over deze aanbevelingen van de staatscommissie wordt ingenomen. Het kabinet streeft ernaar om over deze en andere aanbevelingen in dit hoofdstuk de beide Kamers waar mogelijk voor het eind van dit jaar nader te informeren.
Maar eerst brengt het kabinet een reactie van op de motie-Lintmeijer uit. Daarin wordt gevraagd om een visie op nieuwe vormen van directe democratie als aanvulling op het huidige Nederlandse representatieve stelsel. Het streven is deze reactie dit kalenderjaar uit te brengen.
(2) De constitutionele toetsing ex post. Daarbij moet ook worden gedacht aan varianten waarin de rechter geen bindend rechterlijk oordeel uitspreekt, maar een advies aan de wetgever uitbrengt.
(3) Verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 18 naar 16 jaar. Het kabinet wil dit niet direct afwijzen.
(4) Het terugzendrecht van de Eerste Kamer. Het kabinet vindt dat de aanbeveling om de Eerste Kamer de bevoegdheid te geven wetsvoorstellen gewijzigd terug te zenden aan de Tweede Kamer, nadere bestudering behoeft.
(5) Er komt voor het eind van het jaar een doorlichting van het bestaande wettelijke kader voor de verhoudingen met decentrale overheden.
Een aanbeveling die niet wordt overgenomen is de gekozen formateur. Het kabinet wil een studie hiernaar na de zomer starten, met als doel de resultaten daarvan begin volgend jaar gereed te hebben. In deze studie zal zowel aandacht worden besteed aan de diverse mogelijkheden om de directe kiezersinvloed op de kabinetsformatie te versterken (bijvoorbeeld door kiezers parallel aan de gewone stembusgang in de gelegenheid te stellen een coalitievoorkeur kenbaar te laten maken), als aan de verschillende opties om de betrokkenheid van kiezers (in meer ruimere zin) op het formatieproces te vergroten. Bij dit laatste kan worden gedacht aan maatregelen als het bevorderen van politieke blokvorming al voor de verkiezingen, minder gedetailleerde regeerakkoorden en een andere omgang met minderheidskabinetten.
Zie voor de kabinetsreactie: Bijlage 34.430, F en Bijlage 34.430, K
Op 31 oktober 2019 adviseerde de Kiesraad om tijdig de mogelijke neveneffecten van de voorgestelde wijze van verkiezing van de Eerste Kamer in kaart te brengen. Zie: Kiesraad.nl
Op 5 november 2019 nam de Eerste Kamer een motie van Schalk (SGP) aan om de consultatieronde met betrekking tot een voorstel tot grondwetswijziging, dat de zittingsduur van de Eerste Kamerleden en de tweede lezing van de grondwetsherziening betreft, af te ronden en vervolgens te wachten met voortgaande stappen, zowel in de adviesaanvraag bij de Raad van State als bij het verdere wetgevingsproces, in ieder geval tot het moment dat in beide Kamers het debat is gevoerd over het eindrapport van de Staatscommissie Parlementair Stelsel.
Zie: EersteKamer.nl
Zie voor het gehele dossier: Overheid.nl