“Confucianen”

De meest omvangrijke groep immigranten uit Oost-Azië in de Nederlandse samenleving vormen de Chinezen. De Chinese godsdienst kent van oudsher invloeden van drie religies: het confucianisme, het taoïsme en het boeddhisme, vermengd met nog oudere Chinese volksgebruiken en tradities. Over de godsdienstige beleving van de Chinezen in Nederland is weinig bekend, vermoedelijk is het merendeel geseculariseerd. Toch is er vermoedelijk een minderheid die zichzelf op een of andere wijze als godsdienstig beschouwt. In ieder geval bestaat er in Rotterdam een boeddhistische organisatie, die vrijwel geheel uit Chinezen bestaat: de Stichting Boeddhistisch meditatiecentrum Ling Shen Jen Foo Chung Nederland, onderdeel van een internationale organisatie gesticht door de uit Taiwan afkomstige Lu Sheng Yen.

De immigratie van Chinezen kent een traditie die teruggaat tot het eerste kwart van de vorige eeuw. De eerste Chinezen kwamen uit Engeland als zeelieden (voornamelijk stokers en kolentremmers) naar Nederland. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog breidde de Nederlandse vloot zich sterk uit en de vraag naar arbeid steeg. Mede doordat de lonen voor de Nederlandse zeelieden omhoog gingen werd het voor werkgevers steeds aantrekkelijker goedkope, niet onder de Nederlandse sociale wetgeving vallende Chinezen in dienst te nemen. Toen bovendien onder druk van de Engelse vakbonden Chinezen aldaar ontslagen werden, vestigde een deel van deze Chinezen zich in Rotterdam, in de hoop op werk. Daar ontstond in de wijk Katendrecht het Rotterdamse China Town, waar in 1922 al ongeveer 500 Chinezen woonden. In de jaren 1929 en 1930 werd de Nederlandse scheepvaart getroffen door de economische crisis, terwijl het stoken op olie het stoken op kolen ging vervangen. Met honderden tegelijk vestigden werkloos geworden Chinese zeelieden zich in het Rotterdamse China Town. Als venters van pindakoekjes (de pinda-Chinezen in de volksmond) zouden zij zich verder over Nederland verspreiden. In 1933 woonden er in totaal ongeveer 3000 Chinezen in Nederland. Nadien nam hun aantal sterk af tot 1200 in 1936.

Na de Tweede Wereldoorlog komt nieuwe immigratie van Chinezen op gang eerst uit de Volksrepubliek China en Hongkong en vanaf het eind van de jaren zestig ook uit Singapore, Maleisië en Taiwan. Zij werken vooral in de als paddestoelen uit de grond schietende Chinese restaurants. Tot 1976 bestaat de Chinese immigratie vooral uit mannen, nadien vindt gezinshereniging plaats. In 1976 wordt hun totale aantal, inclusief de tot Nederlander genaturaliseerden, geschat op 10-11.000. In 1985 is hun aantal door immigratie uit vooral Hongkong en de Volksrepubliek China opgelopen tot 17.000. Door verzadiging van de restaurantsector stagneert vervolgens de immigratie. Op dat moment herbergt ons land naar schatting 8750 Chinezen uit de Volksrepubliek China, 7000 uit Hongkong, 1300 uit Singapore, 1000 uit Maleisië en enkele honderden uit Taiwan.

Vanaf het eind van de jaren tachtig stijgt de immigratie uit China zowel door gezinsvorming als asielverlening. In 1997 wonen er naar schatting 29.000 personen in Nederland die op basis van hun geboorteland tot de Chinese bevolkingsgroep gerekend kunnen worden, waarvan 17.000 uit China, 10.500 uit Hongkong en 1000 uit Taiwan. Daarnaast wonen er naar schatting 12.500 etnische Chinezen in Nederland geboren in Indonesië, Maleisië, Singapore en overig Zuidoost-Azië. De meeste Chinezen wonen in de stedelijke agglomeraties van Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.

Voor verdere informatie, zie:

  • R. Vogels, P. Geense en E. Martens, De maatschappelijke positie van Chinezen in Nederland, Assen, 1999
  • F. Pieke en G. Benton, „The Chinese in the Netherlands”, in: F. Pieke en G. Benton (red.), The Chinese in Europe, Houndmills, 1998, pp. 125-167
  • C.N. Harmsen en J. van der Heijdt, „Chinezen in Nederland, 1 januari 1997”, in: CBS Maandstatistiek van de Bevolking 5 (1998), pp. 8-11
  • S.Y. Voets, en J.J. Schoorl, Demografische ontwikkeling en samenstelling van de Chinese bevolking in Nederland, ’s-Gravenhage, 1988
  • G. Benton en H. Vermeulen, De Chinezen, migranten in de Nederlandse samenleving, Muiderberg, 1987
  • H.J.J. Wubben, „Chineezen en ander Aziatisch ongedierte”. Lotgevallen van Chinese immigranten in Nederland, 1911-1940, Zutphen, 1986
  • F. van Heek, Chineesche immigranten in Nederland, Amsterdam, 1936.

Tabel 9. Aantal boeddhisten en ‘confucianen’ volgens de volkstellingen 1899-1971.

Jaar

boeddhisten

„confucianen”

totaal

1899

4

4

1920

27

19

46

1930

19

70

89

1947

90

58

148

1960

248

63

311

1971

895

115

1010

Bron: H. Knippenberg, De religieuze kuurt van Nederland, Assen, 1992, p. 276.

Scroll naar boven