Coördinatiestructuren

Ondanks het bovenstaande „falen” is er geleidelijk een uitgebreid systeem van interdepartementale coördinatiestructuren in leven geroepen. Op politiek niveau zijn de volgende coördinatie-structuren aan te treffen:

  • minister-president
  • ministerraad
  • onderraden uit de ministerraad
  • coördinerende bewindspersonen.

De huidige positie van de minister-president is het resultaat van een lange historische ontwikkeling. Voor verdere informatie zie Hoofdstuk A0500. In de ontwikkeling van de positie van de minister-president kan een aantal belangrijke momenten worden onderscheiden. Ten eerste moet de oprichting van het Ministerie van Algemene Zaken worden genoemd. Voorheen was de minister-president „slechts” de voorzitter van de ministerraad. Dit Ministerie van Algemene Zaken valt te beschouwen als een interdepartementaal secretariaat ter bewaking van de eenheid van het regeringsbeleid. In paragraaf 3.3.1 wordt het takenpakket van dit ministerie behandeld. Een tweede moment is te vinden in de formalisering van de positie van de minister-president in de herziene Grondwet van 1983. De positie van minister-president wordt in de artikelen 43 en 45.2 voor eerst in een grondwet genoemd. Nu bestond er al in het Reglement van Orde van de ministerraad een regeling van de positie van de minister-president, maar de opneming van de artikelen in de grondwet vormt een formalisering van zijn speciale positie ter bewaking van de eenheid van het regeringsbeleid.

Wat van de minister-president is gezegd, geldt ook voor de ministerraad. In artikel 45.3 van de Grondwet staat over de ministerraad geschreven: „De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid”. De minister-president heeft in zijn capaciteit van voorzitter van de raad een speciale verantwoordelijkheid voor de bevordering van de eenheid van het regeringsbeleid. De ministerraad kan uit zijn midden voor specifieke beleidsterreinen zogeheten onderraden instellen. Van deze onderraden maken de meest betrokken ministers deel uit. De onderraden fungeren als subcommissies van de ministerraad met als doel de besluitvorming in de ministerraad voor te bereiden.

Tenslotte zijn bij de „politieke coördinatiestructuren” de zogeheten coördinerende bewindspersonen te noemen. Deze coördinerende bewindspersonen worden aangewezen voor de coördinatie van beleid waarbij meerdere ministeries zijn betrokken. De figuur van de coördinerende bewindspersonen is ingesteld op grond van het advies van de Commissie van Veen uit 1971. Coördinerende bewindspersonen hebben tot taak de besluitvorming in een onderraad voor te bereiden. De coördinerende bewindspersonen beschikken echter niet over bijzondere bevoegdheden. Dit heeft de effectiviteit van dit coördinatie-instrument niet bevorderd. Meerdere keren heeft men gesuggereerd coördinerende bewindspersonen bijzondere bevoegdheden toe te kennen. Deze suggestie is afgewezen met als argument dat het Nederlands staatsbestel niet over „super”-ministers of -staatssecretarissen beschikt of wenst te beschikken.

Op ambtelijk niveau zijn eveneens interdepartementale coördinatiestructuren aanwezig. De belangrijkste structuren zijn:

  • ambtelijke voorportalen
  • (overige) interdepartementale commissies
  • interdepartementale projectorganisaties
  • proces-coördinatie organisaties.

Ambtelijke voorportalen hebben tot taak de besluitvorming in de onderraden voor te bereiden. Zij fungeren als „sluis” voor de agendering en bespreking van kwesties in de onderraden. Ambtenaren kunnen overigens ook deel uitmaken van de onderraden. Ambtelijke voorportalen zijn niet de enige interdepartementale commissies. Er bestaan tevens interdepartementale commissies die niet de functie van voorportaal bezitten. Een derde mechanisme om de interdepartementale coördinatie te bevorderen is te vinden in de (interdepartementale) projectorganisaties. Deze organisaties hebben een tijdelijk karakter en zijn veelal bemand met ambtenaren, die voor de duur van het project uitgeleend zijn door de „staande” organisatie. Ten slotte hebben „proces-coördinatie organisaties” een taak in de interdepartementale coördinatie. Onder deze „proces-coördinatie organisaties” zijn ministeriële directies te verstaan, die op een bepaald aspect de werkzaamheden van de andere ministeries integreren of inspecteren. De Inspectie Rijksfinanciën van het Ministerie van Financiën is een voorbeeld van dit laatste type organisaties. Hetzelfde geldt voor ministeriële directies met coördinerende taken en bevoegdheden als bijvoorbeeld de directie Coördinatie Emancipatiebeleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Zie voor de onderraden en de ambtelijke voorportalen Hoofdstuk A0500, paragraaf 2.3.

Het grote aantal politieke en ambtelijke coördinatiestructuren heeft aanleiding gegeven tot de klacht dat de interdepartementale coördinatie eigenlijk gecoördineerd moet worden. In het verlengde van de aanbevelingen van de Commissie Vonhoff en het Project Reorganisatie Rijksdienst is het aantal coördinerende bewindspersonen, interdepartementale en externe adviesorganen gesaneerd.

Scroll naar boven