De overheid bemoeide zich in de zeventiende en achttiende eeuw niet alleen met de inhoud van kranten: op het verschijnen van kranten hief zij belasting. De eerste vorm daarvan was de recognitie: een bedrag, dat courantiers moesten betalen voor de door de stedelijke regering te verlenen verschijningsvergunning. In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw volgden imposten op nieuwspapieren en advertentiebelastingen, allen in de vorm van zegels (zegelbelasting). Deze belasting werd nog verscherpt in de Franse Tijd. Na de ondergang van het Franse Keizerrijk werd zij gehandhaafd. In 1843 kwam een unificatie van alle belastingen op kranten tot stand in de Zegelwet (Stb. 1843, no. 47). De belastingen die uit deze wet voortvloeiden belemmerden de ontwikkeling van kranten sterk.
Zie voor internationaal vergelijkende gegevens over de druk van het dagbladzegel in de periode 1844-1869: M. Schneider en J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978. Van „nieuwstydinghe” tot dagblad, Baarn, 1979, pp. 177-180.
Het dagbladzegel werd op 9 april 1869 afgeschaft. Hiermee was, na de afschaffing van de preventieve censuur, een tweede belemmering voor de ontwikkeling van de dagbladpers weggenomen.
Zie over het dagbladzegel verder:
- J.M.H.J. Hemels, Tussen Rotterdam en ’s-Gravenhage, Kanttekeningen bij de afschaffing van het dagbladzegel in 1869, Assen, 1970\
- J.M.H.J. Hemels, De Nederlandse pers voor en na de afschaffing van het dagbladzegel in 1869, Assen, 1969.