In 1867 voegde de jonge Hervormde predikant van het Betuwse Beesd, dr. Abraham Kuyper (1837-1920), zich in de gelederen van de naar „kerkherstel” strevende orthodoxe Hervormden. Kuyper ontwikkelde grote activiteit, als predikant (Utrecht 1867-1870, Amsterdam 1870-1874), journalist (redacteur van het kerkelijk weekblad De Heraut sinds 1871 en van het dagblad De Standaard, 1872), politicus (lid van de Tweede Kamer sinds 1874, voorzitter van de Antirevolutionaire Partij 1879) en hoogleraar aan de door hem opgerichte Vrije Universiteit (1880).
Groen van Prinsterer had het antirevolutionaire denken ontwikkeld, Kuyper wist het toepasbare vormen en praktische doelstellingen te geven en er een aanhang voor te organiseren. Volgens Kuyper bood het (neo-)calvinisme een alternatief voor de moderne denkwereld en haar kwalen van secularisatie, atomistisch liberalisme en mensverheerlijkend socialisme. Grondmotief van het calvinisme (de zuiverste en meest consequente uitwerking van het bijbelse christendom) noemde hij de erkenning van de absolute soevereiniteit van God over alle levensterreinen. De zin van het bestaan, de hoogste doelstelling van de schepping, is de lofprijzing van God, ook metterdaad, door te leven in gehoorzaamheid aan Gods geopenbaarde wil, aan de ordeningen en regels die Hij aan de diverse levenskringen gesteld heeft. Kuyper onderstreepte de „soevereiniteit in eigen kring” en stelde die tegenover de zowel liberale als socialistische vormen van staatsalmacht. Tegelijkertijd wees Kuyper kerkelijke voogdij over de samenleving af door de kerk als instituut (soeverein in eigen kring) te onderscheiden van de kerk als organisme: de kerkleden, werkzaam op de diverse levensgebieden. Kuyper beklemtoonde de noodzaak van christelijke organisatievorming en onderstreepte de antithese tussen wie wel en niet Gods wet als hoogste richtsnoer in het leven aanvaarden. Op grond van de „gemene gratie” blijft echter samenwerking tussen christenen en niet-christenen mogelijk. Kuypers denken en optreden beoogde het oude calvinistische erfgoed in rapport met de tijd te brengen, het moest opnieuw (als in de zestiende en zeventiende eeuw) de grondtoon van het volkskarakter vertolken en de gereformeerden een eervolle plaats in de samenleving verschaffen. Verzuiling en emancipatie van de gereformeerde orthodoxie werden door Kuyper gestimuleerd; zijn denken stond haaks op de wereldmijding en lijdelijkheid der bevindelijke gereformeerden, maar ook op de volkskerk-gedachten van ethischer en confessionelen. In het Tractaat van de Reformatie der kerken (Amsterdam, 1883) opteerde Kuyper voor een belijdende belijdeniskerk, vrij van elke staatsbemoeienis en ingericht naar strikt presbyteriaal-synodaal model. Het conflict met het Nederlandse Hervormde kerkbestuur kwam in 1886, toen de Amsterdamse kerkenraad attesten van mensen die elders bij vrijzinnige predikanten tot lidmaat waren aangenomen weigerde en de classis tachtig kerkenraadsleden om dit onreglementair handelen schorste (januari 1886). Toen hogere kerkelijke organen deze uitspraak bevestigden (december 1886), riep Kuyper de kerkenraden op tot afwerping van het „synodocratisch juk”; waar deze weigerden dienden individuele (kerkenraads)leden krachtens het ambt aller gelovigen over te gaan tot reformatie. Een gereformeerd kerkelijk congres te Amsterdam (11-14 januari 1887) verschafte instructie en coördinatie. Bij de volkstelling van 1889 bleken de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (Doleerend) – die naamsaanduiding werd sinds 1888 gehanteerd – 181.000 personen te omvatten, behorend tot ongeveer tweehonderd gemeenten. Bijna acht procent der Hervormden was Kuyper dus gevolgd in de Doleantie; onder hen 76 predikanten. De eerste gemeente die „het werk der reformatie” ter hand nam door verbreking van de band met de synode was overigens Voorthuizen geweest, waar in januari 1886 een alumnus van de Vrije Universiteit, cand. J.H. Houtzagers, tot predikant bevestigd was, waarop schorsing van de kerkenraad door hogere kerkelijke organen was gevolgd.
De dolerende – d.w.z. treurende, om de droeve staat der Hervormde kerk en het verlies van de kerkelijke goederen – kerken organiseerden zich naar het model van de Dordtse kerkenorde in classes en particuliere (provinciale) synodes; een landelijk Synodaal Convent van 1887 werd in de jaren erna opgevolgd door voorlopige synodes. Punt van toenemend gewicht aldaar was het streven naar vereniging met de uit de Afscheiding van 1834 voortgekomen Christelijke Gereformeerde Kerk. Die vereniging vond plaats tijdens een op 17 juni 1892 te Amsterdam gehouden gezamenlijke synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Door de vereniging ontstonden De Gereformeerde Kerken in Nederland. Deze omvatten ongeveer acht procent van de Nederlandse bevolking en vormden de kerngroep waarop Kuypers antirevolutionaire beweging voortaan rustte. De doleantie leidde immers met verloop van tijd ook op andere terreinen dan het strikt kerkelijke tot een scheiding. Tegenover de door de Gereformeerden gedomineerde organisaties ontstonden een aantal Hervormde scholen, sociale en politieke organisaties: de Christelijk-Historische Unie verenigde vanaf 1908 deze Hervormde kiezers, terwijl de Gereformeerden op de lijst van de ARP stemden. Zie:
- C. Augustijn, J. Vree, Abraham Kuyper: vast en onveranderlijk. De ontwikkeling van zijn denken, Zoetermeer, 1998
- P.S. Heslam, Creating a Christian Worldview. Abraham Kuyper’s Lectures on Calvinism, Grand Rapids, 1998
- G.J. Schutte e.a., De Vereniging van 1892 en haar geschiedenis, Kampen, 1992
- D. Deddens, M. te Velde (red.), Vereniging in wederkeer. Opstellen over de Vereniging van 1892, Barneveld, 1992
- P. van Beek e.a. (red.), De dolerenden van 1886 en hun nageslacht, Kampen, 1990
- C. Augustijn e.a. (red.), Abraham Kuyper. Zijn volksdeel, zijn invloed, Delft, 1987
- D. Deddens, J. Kamphuis (red.), Doleantie-Wederkeer. Opstellen over de Doleantie van 1886, Haarlem, 1986
- W. Bakker e.a. (red.), De Doleantie van 1886 en haar geschiedenis, Kampen, 1986
- G. Kuypers, Iets goeds uit Voorthuizen? Amsterdam en de moederkerk der Doleantie, Kampen, 1985
- W. Volger, Om de vrijheid der kerk. Achtergrond en ontstaan van de Doleantie, Kampen, 1954
- K. Dijk e.a., De Reformatie van ’86. Gedenkboek bij het halveeeuwgetij der Doleantie, Kampen, 1936
- J.C. Rullmann, De Doleantie, Kampen, 1929 (derde druk)
- J.C. Rullmann, De strijd voor kerkherstel in de Nederlandsche Hervormde Kerk der 19de eeuw, Kampen, 1928 (derde druk).