De geëxcommuniceerde en tot stilstand gedwongen Remonstrantse voorgangers konden al spoedig voorgaan in Remonstrants-Gereformeerde gemeenten. Deze genoten sinds omstreeks 1630 een zelfde feitelijke godsdienstvrijheid als de overige getolereerde gezindten, de Lutheranen, Doopsgezinden en (zij het in iets mindere mate) de Rooms-Katholieken. Deze vrijheid van godsdienstoefening was voor hen echter geen recht maar een gunst (waarvoor de Rooms-katholieken recognitiegelden moesten betalen). Hun kerkdiensten mochten niet publiek met klokgelui aangekondigd worden, de overheid stelde geen kerkgebouwen beschikbaar (maar verleende toestemming tot de bouw van huis- en schuurkerken), hun geestelijken konden geen huwelijkssluitingen voltrekken en mochten zich niet in ambtsgewaad in het openbaar vertonen (Rooms-katholieke processies waren uiteraard eveneens verboden). Lidmaten der getolereerde gezindten konden (in principe) geen overheidsambten bekleden. In de praktijk genoten de diverse getolereerde gezindten een grote mate van vrijheid: de Republiek der Verenigde Nederlanden kende immers niet alleen geloofsvrijheid, maar was feitelijk een gesegmenteerde staat met een reeks getolereerde religieuze subculturen naast de dominante publieke kerk:
- G.J. Schutte, Het Calvinistisch Nederland. Mythe en werkelijkheid, Hilversum, 2000
- S. Groenveld, Huisgenoten des geloofs. Was de samenleving in de Republiek in de Republiek der Verenigde Nederlanden verzuild? Hilversum, 1995.
Karakter en werking van de tolerantie in de Republiek waren toen en later regelmatig onderwerp van debat. Een debat waarin de algehele politiek-maatschappelijke structuur van die dagen een belangrijke plaats heeft, in het bijzonder verschijnselen als de oligarchie, de standen en de houding tegenover andere, niet-religieuze afwijkingen van het geldende normenpatroon.
Literatuur:
- J. van Eijnatten, Mutua Christianorum Tolerantia. Irinicism and toleration in the Netherlands: The Stinstra Affair 1740-1745, Firenze, 1998
- C. Berkvens-Stevelinck e.a. (red.), The emergence of tolerance in the Dutch Republic, Leiden, 1997
- M. Gijswijt-Hofstra, Een schijn van verdraagzaamheid. Afwijking en tolerantie in Nederland van de zestiende eeuw tot heden, Hilversum, 1989
- J. van den Berg, Een Leids pleidooi voor verdraagzaamheid, Leiden, 1976
- H.A. Enno van Gelder, Getemperde vrijheid, Groningen, 1972
- S.B.J. Zilverberg, Geloof en geweten in de zeventiende eeuw, Bussum, 1971 (heruitgave: Dissenters in de Gouden Eeuw. Geloof en geweten in de Republiek, Weesp, 1985)
- L.J. Rogier, „De tolerantie in de Statenbond der Verenigde Nederlanden”, in: L.J. Rogier, Terugblik en uitzicht I, Hilversum, 1964
- A.A. van Schelven, „De opkomst van de idee der politieke tolerantie in de zestiende-eeuwsche Nederlanden”, in: A.A. van Schelven, Uit den strijd der geesten, Amsterdam, 1944.