In de vroege Middeleeuwen woonden er betrekkelijk weinig joden in de gebieden die nu Nederland vormen. Hun aantal nam echter toe door vestiging uit andere streken en doordat niet-joden (meestal via een huwelijk met een joodse partner) overgingen tot het jodendom. Mede in reactie hierop begon de christelijke kerk de joden af te schilderen als „heidenen” en mensen van laag allooi. Het traditionele beeld van de joden als moordenaars van Christus werd nieuw leven ingeblazen. Pogroms elders in Europa brachten desondanks in de elfde en twaalfde eeuw meer joden naar de Nederlanden. Tijdens deze pogroms kwamen duizenden joden om het leven. Men beschuldigde joden er onder andere van christenkinderen te vermoorden. Op verschillende plaatsen brachten dergelijke beschuldigingen joden op de brandstapel. De joden vestigden zich in verschillende delen van de Nederlanden: Brabant, Gelre, Limburg, Overijssel en Utrecht. Zo ontstond in verschillende Brabantse steden en in Maastricht een joodse gemeente met synagoge.
Halverwege de veertiende eeuw bereikten de jodenvervolgingen een hoogtepunt. Men gaf joden de schuld van de massale sterfte tijdens de heersende pestepidemieën. Ook in de Nederlanden waren joden niet langer veilig en het woord jood werd synoniem met „duivel”: wezens die mensenvlees opeisten als woekerrente. Het gevolg was dat de overgebleven joden wegvluchtten uit de Nederlanden en andere delen van West-Europa naar het oosten waar zij grotendeels in Polen en Rusland terechtkwamen.
Toen dan ook met de Unie van Utrecht (1579) vastgelegd werd dat niemand om zijn geloof vervolgd kon worden, dacht men niet aan joden om de eenvoudige reden dat joden op dat moment in de Noordelijke Nederlanden vrijwel niet voorkwamen. Toch hadden zich in de eerste helft van de zestiende eeuw al weer enkele joden in deze streken gevestigd. Aan het eind van de zestiende en gedurende de zeventiende eeuw nam hun aantal beduidend toe.
Zie voor verdere informatie (zie ook paragraaf 2.1):
- B.M.J. Speets, „De middeleeuwen”, in J.C.H. Blom e.a., Geschiedenis van de joden in Nederland, Amsterdam, 1995, pp. 19-49
- Ch.M. Stutvoet-Joanknecht, „Een zeldzaam teken van begrip voor het jodendom in de Noordelijke Nederlanden in de vijftiende eeuw”, in: N. Lettinck en J.J. van Moolenbroek (red.), In de schaduw van de eeuwigheid. Tien studies aangeboden aan Prof. Dr. A.H. Bredero, Utrecht, 1986, pp. 87-108
- H. Beem e.a., „De joden in Limburg van de dertiende tot de negentiende eeuw”, in: Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 66 (1967), pp. 57-68
- J. Stengers, Les Juifs dans les Pays-Bas au Moyen Age, Brussel, 1950.