Nederland heeft, evenals diverse andere continentaal-Europese landen, de invloed ondergaan van de door onder anderen Montesquieu (1689-1755) geformuleerde doctrine van de trias politica. Hieruit is de idee afkomstig van de rechter als „bouche de la loi”. Kenmerkend voor Nederland zijn de volgende drie artikelen uit de Wet Algemene Bepalingen van 15 mei 1829:
Artikel 11.
De regter moet volgens de wet regt spreken; hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordelen.
Artikel 12.
Geen regter mag bij wege van algemeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken welke aan zijne beslissing onderworpen zijn.
Artikel 13.
De regter die weigert regt te spreken, onder voorwendsel van het stilzwijgen, de duisterheid of de onvolledigheid der wet, kan uit hoofde van regtsweigering vervolgd worden.
Voorts kan worden gewezen op artikel 120 van de Grondwet:
Artikel 120.
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
In overeenstemming hiermee was in de negentiende eeuw voor de rechter hoofdzakelijk de taak weggelegd van een strikte toepassing van de wet.
Zie:
- R. Pieterman, De plaats van de rechter in Nederland 1813-1920. Politiek-juridische ideeënstrijd over de scheiding van machten in de staat, Arnhem, 1990
- A.Ph.C.M. Jaspers, Rechtspreken in de maatschappij. Een onderzoek naar opvattingen over plaats en funktie van de rechtspraak in het Nederlandse ekonomische, sociale en politieke bestel van het einde van de achttiende eeuw tot het begin van de twintigste eeuw, Zwolle, 1980
Niettemin speelde de Tweede Kamer tot het begin van de twintigste eeuw een tamelijk actieve rol bij de benoeming van nieuwe raadsheren. Tot in de jaren zestig van deze eeuw werd bovendien een zekere evenredigheid in de levensbeschouwelijke samenstelling van de Hoge Raad nagestreefd, hetgeen in die periode tevens een spreiding naar politieke gezindte inhield.
Zie hierover:
- P.J. van Koppen, The Dutch Supreme Court and Parliament. Decisionmaking versus Nonpolitical Appointments, in: Law and Society Review, 24 (1990), pp. 745-780
- P.J. van Koppen, en J. ten Kate, Tot raadsheer benoemd. Anderhalve eeuw benoemingen in de Hoge Raad der Nederlanden, Arnhem, 1987.
Een groot strijdpunt in de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw vormde de verhouding tussen rechter en bestuur. Theoretisch kon een stelsel van rechtsbescherming tegen de geleidelijk toenemende overheidsbemoeienis met de samenleving zowel worden gerealiseerd via de openstelling van beroep bij de burgerlijke rechter als via de instelling, naar Frans voorbeeld, van een afzonderlijke administratieve rechterlijke macht als via de constructie waarbij een bestuursorgaan als beroepsinstantie optreedt.
Sinds 1887 bood de Grondwet de mogelijkheid tot de instelling van een administratieve rechterlijke macht, maar in de praktijk werden gespecialiseerde administratieve rechters aangewezen voor de diverse beleidsterreinen, terwijl ook van de andere twee opties gebruik werd gemaakt. Bekend geworden is het geschrift Administratie of rechter. Beschouwingen over de moderne rechtsstaatsgedachte naar aanleiding van de aanhangige ontwerpen tot regeling der administratieve rechtspraak (Arnhem, 1910) van de Amsterdamse hoogleraar A.A.H. Struycken, waarin deze de door minister Loeff in 1905 ingediende wetsvoorstellen tot invoering van een uniforme administratieve rechtspraak op principiële gronden bestreed. De rechter zou er te zeer door „op de stoel van de administratie” komen te zitten.
Het resultaat was dat Nederland decennia lang een verbrokkeld stelsel van rechtsbescherming heeft gekend, een situatie waarin pas recent verandering is gekomen (vergelijk paragraaf 3.3.). Zo werden in de loop van de twintigste eeuw onder meer de Centrale Raad van Beroep (1902), het College van Beroep voor het bedrijfsleven (1954) en de Afdeling rechtspraak van de Raad van State (1976; inmiddels opgegaan in de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) als bijzondere administratieve rechters in het leven geroepen.
Zie:
- J. van der Hoeven, De drie dimensies van het bestuursrecht. Ontstaan en vorming van het Nederlandse algemene bestuursrecht, Alphen aan den Rijn, 1989
- M. Schreuder-Vlasblom, De macht der kritiek. De gedachtenvorming over aard en zin van rechterlijke beoordeling van bestuursoptreden sedert omstreeks 1815, Zwolle, 1987.