De schaduwverkiezingen van Van Dam in 1967 waren gebaseerd op onderzoek van een viertal stembureaus in de stad Utrecht. Dit vormde uiteraard een beperkte basis voor een prognose van de landelijke verkiezingsuitslag. INTOMART breidde het aantallater uit tot veertig over het gehele land verspreide stembureaus, waarbij wordt gesteld dat de stembureaus zo zijn gekozen dat sprake zou zijn van optimale representativiteit ten opzichte van het gehele electoraat. Overigens dient opgemerkt te worden, dat nooit materiaal is gepubliceerd met betrekking tot de veertig stembureaus die in het onderzoek zijn betrokken (evenals over de exacte uitkomsten van de berekende correctiefactoren).
In principe worden bij elke schaduwverkiezing dezelfde stembureaus in het onderzoek opgenomen. Als gevolg van herindelingen van stembureaus en renovatie en grote nieuwbouw in de wijk waar het stembureau is gelegen is dit soms niet voor alle bureaus mogelijk en worden bureaus tijdelijk niet in de analyse opgenomen. Bij een niet in de analyse opgenomen stembureau wordt wel een schaduwverkiezing gehouden teneinde voor de toekomst het benodigde materiaal te verzamelen. Bij een volgende gelegenheid kan het desbetreffende stembureau dan weer in de analyse worden meegenomen. Voor de tweede-kamerverkiezingen van 1986 en 1989 waren een respectievelijk twee stembureaus bij het bepalen van de prognose en bij de verdere analyse buiten beschouwing gelaten.
Elke kiezer die een der geselecteerde stembureaus verlaat wordt door INTOMART benaderd en gevraagd te participeren in het onderzoek. Niet alle kiezers zijn hiertoe bereid. In 1989 weigerde bij de diverse bureaus tussen de 7,9% en 25,5% van de kiezers aan het onderzoek mee te doen. In totaal werden 35.275 kiezers benaderd, waarvan er 5747 (16,3%) niet bereid waren de vragenlijst in te vullen. Een kleine groep van 207 personen deed weliswaar aan het onderzoek mee, maar gaf niet aan op welke partij was gestemd, daarmee hun vragenlijst onbruikbaar makend. In 1989 werd aldus van 29.321 kiezers (83,1% van alle benaderde kiezers) de voor de schaduwverkiezingen relevante informatie verkregen.
Om de mogelijke effecten van foutenbronnen bij schaduwverkiezingen te corrigeren, worden verschillende stappen ondernomen. Twee foutenbronnen zijn vooral relevant. Allereerst is er de vraag naar de (mate van) representativiteit van de bij het onderzoek betrokken stembureaus. In de tweede plaats is het mogelijk dat de kiezers die weigeren mee te doen aan het onderzoek (de non-respons) een aantal kenmerken delen, waarvan een vertekening van de steekproef het gevolg zou zijn.
De eerste foutenbron kan worden geschat op basis van een vergelijking van het totaalresultaat van de onderzochte stembureaus met de werkelijke landelijke verkiezingsuitslag. Als een dergelijke vergelijking systematische afwijkingen aan het licht zou brengen, kan worden getracht een correctiefactor toe te passen. INTOMART heeft erop gewezen dat de juistheid van de gekozen correctiefactoren afhankelijk is van de stabiliteit van de stembureaus in de steekproef. Wijzigingen van het kiezersbestand van een stembureau kunnen leiden tot over- of onder-correctie van de onderzoeksresultaten.
Een tweede correctie wordt uitgevoerd om eventuele effecten van de non-respons recht te trekken. De ervaring van INTOMART is, dat er een verband bestaat tussen de leeftijd van de benaderde persoon en de bereidheid om met het onderzoek mee te doen. En aangezien er eveneens een verband bestaat tussen leeftijd en partijkeuze, kan vervolgens een correctie worden toegepast.
Van belang is verder, dat in de procedure van INTOMART een weging wordt toegepast zodat in de gepubliceerde cijfers 1000 respondenten per stembureau worden vermeld. Alle stembureaus worden genormeerd op 1000 stemmen; in de praktijk kan het voorkomen dat het werkelijke aantal kiezers bij een stembureau zakt tot onder de 500 of iets boven de 1000 uitkomt.
Tenslotte dient te worden opgemerkt dat over de exacte uitkomsten van de berekende correctiefactoren door INTOMART geen melding wordt gemaakt.