Het kabinet-Rutte II heeft in juni 2013 besloten om de Raad voor Cultuur een toekomstverkenning te laten houden naar de wijze waarop de publieke omroep zijn maatschappelijke functie in de toekomst het beste kan vervullen. Centraal staat daarbij de vraag: “welke keuzes moet de publieke omroep maken om zijn maatschappelijke functie in de toekomst te kunnen vervullen op een manier dat hij ook daadwerkelijk impact heeft, en hoe zou dat georganiseerd moeten worden?”
Verder moet de publieke omroep meer inkomsten gaan genereren. Er komt daarom een onderzoek naar de juridische beperkingen voor de omroepen om de inkomsten te verhogen en om te bezien of de wet- en regelgeving daarover moet worden aangepast. Daarnaast wil de staatssecretaris OCW bekijken op welke manier de Ster-inkomsten kunnen worden verhoogd.
Tenslotte komt er een onderzoek naar de wijze waarop de regionale omroepen het beste kunnen worden geïntegreerd in het landelijke publieke mediabestel. Zie: Brief van de Staatssecretaris van OCW d.d. 20 juni 2013 Plan van aanpak toekomst publieke mediabestel.
In maart 2014 werd het rapport naar de Tweede Kamer gezonden, zie:
Op 13 oktober 2014 zond staatssecretaris Dekker een uitgebreide reactie dit advies naar de Kamer. Hij doet daarbij voorstellen voor maatregelen die effect moeten krijgen in de concessieperiode die start in 2016. Het doel van de maatregelen is te komen tot een publieke omroep die publiek aan zich bindt met een uitgesproken publieke programmering en zich veel bter onderscheidt van andere media-aanbieders.
Het bestaansrecht van de publieke omroep bestaat volgens Dekker uit vier componenten:
- het gaat om content die niet op de markt tot stand komt en wél een publiek belang dient. Denk daarbij aan informatieve en culturele programmering, hoogwaardig drama of educatieve (kinder)programmering
- de publieke omroep is zelf één van de cultuurdragers in Nederland
- het aanbod van de publieke omroep is onafhankelijk van overheden, bedrijven of belangenorganisaties
- de publieke omroep kan programmatische innovatieve ideeen uitwerken en een kans geven zonder drukt van de markt.
Het gaat dus om de functie van de publieke omroep om te voorzien in een media-aanbod op het gebied van informatie, cultuur en educatie in de vorm van een evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand aanbod.
Het kabinet stelt de volgende maatregelen voor om daartoe te komen:
- de taakopdracht van de publieke omroep wordt aangescherpt. Het gaat daarbij om het verzorgen van aanbod op het gebied van informatie, cultuur en educatie. Publieke waarden en onderscheidend aanbod zijn richtinggevend als het gaat om keuzes voor de programmering
- externe partijen krijgen toegang tot de publieke omroep. Van het totale budget van de NPO blijft 50% gegarandeerd voor de omroeporganisaties. Externe producenten en de omroepen concurreren met elkaar voor de andere helft. De NPO krijgt géén zelfstandige zendmachtiging (zoals de Raad voor Cultuur voorstelde)
- de mogelijkheden van de NPO in het bepalen en bewaken van de koers van de publieke omroep worden vergroot. De programmering wordt vrijer: het wettelijk recht van omroepen op een minimum aantal uitzenduren op radio en televisie komt te vervallen
- de regionale omroep wordt slagvaardiger en efficienter en werkt meer samen binnen de regio en met de landelijke publieke omroep.
In 2015 gaat een wetsvoorstel over deze voorstellen naar het parlement, dat wetsvoorstel zou op 1 januari 2016 in werking moeten treden.
Zie: Bijlage 32.827 Handelingen Tweede Kamer, 2014-2015, nr, 67.