Voor de bepaling van de zetelverdeling wordt eerst de kiesdeler berekend. Daartoe wordt het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal te verdelen zetels (artikel P 5, Kieswet). Vervolgens worden de zetels verdeeld over de lijsten, waarbij aan elke lijst zoveel zetels worden toegekend als het aantal maal dat die lijst de kiesdeler heeft behaald (artikel P 6, Kieswet). Lijsten van dezelfde partij (lijstengroep) en onderling verbonden lijsten van verschillende partijen (lijstencombinalie) worden daarbij als één lijst beschouwd (artikel P 3 en artikel P 4 Kieswet).
Op deze wijze wordt het grootste deel van de zetels verdeeld, maar er blijven altijd een paar restzetels over. Deze worden sinds 1937 volgens het stelsel van de grootste gemiddelden verdeeld (stelsel d’Hondt). Voor elke lijst wordt berekend hoeveel het gemiddelde aantal stemmen per zetel bedraagt, indien deze lijst een zetel extra zou krijgen (artikel P 7 Kieswet). Aan de lijst met het grootste gemiddelde wordt de restzetel dan toegewezen, waarna opnieuw wordt berekend hoe groot het gemiddelde van de lijst zou zijn als de lijst opnieuw een zetel extra zou krijgen. Het stelsel van de grootste gemiddelden heeft tot gevolg dat de grootste partijen méér restzetels behalen dan kleine partijen: het gemiddelde daalt immers sterker indien relatief kleine aantallen worden gedeeld dan wanneer grote aantallen worden gedeeld. Op deze manier worden alle restzetels verdeeld. Géén restzetels worden toegewezen aan lijsten die de kiesdeler niet hebben gehaald (artikel P 7, lid 2, Kieswet). Met recht kan de kiesdeler van 2/3% van het aantal geldig uitgebrachte stemmen dan ook als kiesdrempel worden beschouwd (zie Hoofdstuk Verkiezingen Tweede Kamer, paragraaf Kiesdeler en Kiesdrempel voor de hoogte van de kiesdeler sinds 1917).
In het geval een aantal lijsten tot een lijstverbinding heeft besloten (bijvoorbeeld: GroenLinks en SP; ChristenUnie en SGP), worden deze lijsten bij de berekening van de uitslag als één lijst beschouwd. Voor de verdeling van de zetels over de aan de lijstverbinding deelnemende lijsten wordt een combinatiekiesdeler berekend: dit is het totale aantal geldige stemmen van de aan de lijstverbinding deelnemende lijsten gedeeld door het aantal zetels dat de lijstencombinatie heeft behaald. Elke lijst krijgt evenveel zetels als het aantal maal dat zij de combinatiekiesdeler heeft behaald, waarbij de restzetels worden verdeeld volgens het stelsel van de grootste overschotten (artikel P 11, Kieswet). Slechts die lijsten van een lijstencombinatie, die ook zelfstandig een zetel zouden hebben behaald, komen in aanmerking om via die combinatie zetels te verwerven (artikel P 4, lid 2 Kieswet).
De mogelijkheid om lijstverbinding aan te gaan werd in 2017 afgeschaft, zie: Vernieuwing kiesstelsel.
Op analoge wijze wordt berekend uit welke kamerkieskring (dus van welke lijst) kandidaten gekozen zijn. Daartoe wordt eerst een groepskiesdeler berekend (het aantal stemmen van alle lijsten van één partij gezamenlijk, gedeeld door het aantal behaalde zetels), waarbij alle lijsten van een politieke groepering als één lijst worden beschouwd. Vervolgens worden in elke kamerkieskring zoveel kandidaten verkozen verklaard als het aantal maal dat die kieskringlijst de kiesdeler heeft behaald. Ook hier worden de restzetels verdeeld volgens het stelsel van de grootste overschotten (artikel P 12, Kieswet).