De omroepen werden na 21 mei 1940 onderworpen aan Duitse controle, met name via de Rundfunkbetreuungsstelle (RBS), die de omroepen richtlijnen oplegde. Het door de Duitsers nagestreefde doel (concentratie van de omroepen in één omroep) werd belichaamd in ir. A. Dubois, die in december 1940 door het hoofd van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, dr. T. Goedewaagen, tot Gemachtigde voor de Concentratie van de Radio-omroepen in Nederland werd benoemd.
Op 9 maart 1941 werden de omroeporganisaties ontbonden (Verorde ningenblad, nr. 49). Hun personeel en hun bezittingen werden overgenomen door de Rijksradio De Nederlandsche Omroep, onder leiding van dr. ir. W.A. Herwijer, met als programmablad „De Luistergids”. Voorjaar 1941 werd een verplichte luisterbijdrage van ƒ 9,– ingesteld.
Op 15 maart 1943 werden alle radiotoestellen verbeurd verklaard om het luisteren naar de illegale uitzendingen van Radio Oranje vanuit Londen tegen te gaan. Radio Oranje was haar uitzendingen op 28 juni 1940 begonnen en stond toen onder leiding van J.W. Lebon. In 1941 kwam door samenwerking tussen de Rijksvoorlichtingsdienst en de BBC een tweede Nederlandse zender tot stand: De Brandaris (gericht op zeevarenden), onder leiding van H.J. van den Broek en A. den Doolaard. Op 2 november 1942 fuseerden de twee zenders, deze nieuwe Radio Oranje kwam onder leiding te staan van H. J. van den Broek. Radio Oranje zou blijven uitzenden tot 3 oktober 1944. De (Duitse) Nederlandsche Omroep zou tot 5 mei 1945 blijven uitzenden (op het laatst als Radio Vesting Holland). Zie voor nadere details:
- T. Leeflang, Kijk! Luister!. Film en radio in Nederland onder Duitse dictatuur, Soesterberg, Uitgeverij Aspekt, 2013
- G.P. Bakker, Het hellende vlak. Radio-omroep in nazi-greep, Alphen aan den Rijn, 1981
- H. van den Reuvel, Nationaal of verzuild. De strijd om het Nederlandse omroepbestel in de periode 1923-1947, Baarn, 1976
- D. Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945, Amsterdam, 1974
- J.J. van den Broek, Hier Radio Oranje. Vijf jaar radio in oorlogstijd, Amsterdam, z.j.
Zie tevens: L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ’s-Gravenhage, 1969, Deel 4, pp. 438-443; 601-618; Deel 5, pp. 307-318; Deel 9, pp. 1197-1201.