Wanneer de Duitse bezetters in 1941 een telling van het aantal joden in Nederland houden, blijken er ongeveer 140.000 „vol-joden” (vier grootouders jood), 15.000 „half-joden” (twee grootouders jood) en 6.000 „kwart-joden” (één grootouder jood) geteld te worden. Van hen behoren ongeveer 14.500 „vol-joden” en vrijwel alle „half-” en „kwart-joden” niet tot een van de joodse kerkgenootschappen; zij zijn onkerkelijk (verreweg de meesten) of christen geworden.
Tabel 3A. Samenstelling van de joodse bevolking volgens de Duitse telling van 1941.
Nationaliteit |
Nederlands |
Duits |
Overig |
Totaal |
„voljoden” |
117 999 |
14 381 |
7 621 |
140 001 |
„half- en kwartjoden” |
19 237 |
1 086 |
562 |
20 885 |
Totaal |
137 236 |
15 467 |
8 183 |
160 886 |
Kerkgenootschap |
Israëlitisch |
Katholiek |
Protestant |
Geen |
„voljoden” |
125 515 |
690 |
1 225 |
12 571 |
„half- en kwartjoden” |
395 |
3 131 |
5 021 |
12 338 |
Totaal |
125 910 |
3 821 |
6 246 |
24 909 |
Bron: J.C.H. Blom e.a., Geschiedenis van de joden in Nederland, Amsterdam, 1995, p. 251.
Tijdens de bezetting worden naar schatting 107.000 joden gedeporteerd. Ongeveer 5200 overlevenden keren terug uit de Duitse concentratiekampen. Slechts een minderheid van ongeveer 20.000 personen weet de gruwelijke vervolgingen te ontkomen door onder te duiken of te vluchten, terwijl circa 5000 van deportatie vrijgestelde en 10.500 gemengd gehuwde joden „legaal’ in Nederland achterblijven. In vergelijking met andere door de Duitsers bezette landen is het aandeel omgekomen joden in Nederland opvallend hoog. Daarmee bereikten de Nazi’s bijna een van hun belangrijkste doelstellingen: het verwijderen van de joden uit de Nederlandse samenleving.
Voor verdere informatie, zie (zie ook paragraaf 2.1):
- E. van Imhoff en H. van Solinge, De joodse bevolking in 1945. Een reconstructie, in: Demos, 17 (2001), pp. 17-21
- P. Romijn, „De oorlog (1940-1945)”, in: J.C.H. Blom e.a., Geschiedenis van de joden in Nederland, Amsterdam, 1995, pp. 313-347
- B. Evers-Emden, Geleende kinderen. Ervaringen van onderduikouders en hun Joodse beschermelingen in de jaren 1942 tot 1945, Kampen, 1994
- L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 14 delen in 29 banden, ’s-Gravenhage, 1969-1991
- D. Hondius, Terugkeer. Antisemitisme in Nederland rond de bevrijding, ’s-Gravenhage, 1990
- B. Braber, Zelfs als wij zullen verliezen. Joden in verzet en illegaliteit 1940-1945, Amsterdam, 1990
- J.Th.M. Houwink ten Cate, „‘Het jongere deel’. Demografie en sociale kenmerken van het jodendom in Nederland tijdens de vervolging”, in: Oorlogsdocumentatie ’40-’45. Jaarboek van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie 1989, Zutphen, 1989, pp. 9-67
- J.H.C. Blom, „The persecution of the Jews in the Netherlands in a comparative international perspective”, in: J. Michman (red.), Dutch Jewish History. Volume II, Assen, 1989, pp. 273-289
- B. Braber, Passage naar vrijheid. Joods verzet in Nederland 1940-1945, Amsterdam, 1987
- C. van Dam, Jodenvervolging in de stad Utrecht. De joodse gemeenschap in de stad Utrecht, 1930-1950, Stichtse Historische Reeks 10, Zutphen, 1985
- A.J. Herzberg, Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945, Amsterdam, 1978
- B.A. Sijes, Studies over Jodenvervolging, Assen, 1974
- I. Schöffer, „Een geschiedenis van de vervolging der joden in Nederland 1940-1945″, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 79 (1966), pp. 38-63
- J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, Twee delen, ’s-Gravenhage, 1965.