Collectieve actie stond in de Nederlandse samenleving in de periode 1880-1920 in het teken van vier emancipatiebewegingen: de antirevolutionaire beweging, de (socialistische) arbeidersbeweging, de roomskatholieke beweging en de vrouwenbeweging. Over de eerste drie bewegingen wordt al elders in dit Compendium veel informatie gegeven (Hoofdstuk A1100 Politieke partijen, Hoofdstuk B0900 Het Nederlands katholicisme en Hoofdstuk B0950 De protestantse kerken en groepen), zodat hier volstaan wordt met een korte schets van de vrouwenbeweging, die vooral actief was in de periode 1890-1914.
Als beginpunt van de „eerste feministische golf” neemt men meestal 1889, het jaar van de oprichting van de Vrije Vrouwenvereeniging. De vrouwenorganisaties kwamen op voor gelijke kansen op onderwijs en arbeid van vrouwen en voor vrouwenkiesrecht en verzetten zich tegen de dubbele moraal en de geldende huwelijks-rechtsorde. Belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van de vrouwenbeweging waren onder andere de oprichting in 1894 van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht en de derde nationale tentoonstelling voor vrouwenarbeid van 1898.
Evenals de arbeidersbeweging was de vrouwenbeweging verdeeld. Zo kan men een onderscheid maken tussen de meer proletarische, met de arbeidersbeweging verbonden, vrouwenorganisaties en de meer liberale vrouwenorganisaties. Een andere tegenstelling in de vrouwenbeweging was die tussen het „gelijkheidsfeminisme”, dat zich zoals de benaming al zegt richtte op formele en materiële gelijkberechtiging van de vrouw aan de man, en het („ethisch feminisme” of) „verschilfeminisme”, dat veeleer de aan vrouwen en mannen toegeschreven verschillende eigenschappen accentueerde. In de moderne westerse maatschappij gelden vrouwen als zorgzamer, vreedzamer en gevoeliger dan mannen.
Een nog steeds bruikbare schets van de ontwikkeling van de vier emancipatiebewegingen biedt: H. Verwey-Jonker, Emancipatiebewegingen in Nederland, Deventer, 1983.
Daarnaast is van belang: W. Banning, Hedendaagse sociale bewegingen. Achtergronden en beginselen, bewerkt door H. E. S. Woldring, Deventer, 1988, elfde, geheel herziene druk.
In de volgende publicatie staat de „vroege” vrouwenbeweging centraal: J. Reys e.a., De eerste feministische golf, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis, 6, 1985, Nijmegen.