Eerder zagen wij hoe sinds het laatste kwart van de negentiende eeuw het takenpakket van de overheid sterk is gegroeid. Een enkelvoudige verklaring van dat verschijnsel is niet te geven. Elke auteur die zich bezighoudt met de groei van het overheidsapparaat en de ontwikkeling van de verzorgingsstaat, presenteert een reeks van verklarende en elkaar beïnvloedende processen: industrialisatie, demografische ontwikkeling, urbanisatie, politieke emancipatie, economische en oorlogscrises en dergelijke waren aanleiding tot overheidsingrijpen, zowel naar aanleiding van vragen van burgers als op initiatief van de overheid zelf.
De opbouw van de verzorgingsstaat in ons land heeft grote consequenties gehad voor structuur en functioneren van het overheidsapparaat. In het algemeen is een proces van centralisatie opgetreden: een situatie waarin een hogere (centrale) overheid taken overneemt van kleinere, subnationale overheden en/of lokale respectievelijk regionale initiatieven door middel van uniformering van regelgeving (bijvoorbeeld Gezondheidswet 1901, Woningwet 1901, Arbeidsbemiddelingswet 193 l). Overigens heeft dit er wel toe geleid dat de rijksoverheid voor de uitvoering van taken steeds meer afhankelijk is geworden van subnationale overheden. Behalve verschuiving van taken (centralisatie; deconcentratie; decentralisatie) zijn in de twintigste eeuw diverse nieuwe taken opgepakt door de overheid die voor die tijd door particuliere organisaties en/of groepen van burgers werden uitgevoerd (charitas) of zelfs in het geheel niet tot een algemeen belang werden gerekend (waterzuivering, milieubeheer). De toename van het takenpakket van de overheid is in de voorgaande paragrafen al geïllustreerd met behulp van ontwikkelingen in de overheidsuitgaven, de ontwikkelingen in omvang en samenstelling van het overheidsapparaat en de verambtelijking. De taakuitbreiding heeft echter ook gevolgen gehad. voor de organisatiestructuur.