In het licht van de snel toenemende internationale samenwerking op economisch en sociaal terrein, in het bijzonder de ontwikkelingssamenwerking werd in 1964 een nieuw Directoraat-Generaal Internationale Samenwerking opgericht. DGIS kreeg gedurende de jaren daarop een explosieve groei te verwerken. In de jaren zestig werd ontwikkelingssamenwerking een essentieel onderdeel van het buitenlands beleid. In 1963 was al een staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking benoemd, en in 1965 werd een Minister zonder portefeuille aangesteld. Deze had een stimulerende en coördinerende taak ter bevordering van een krachtig en samenhangend hulpverleningsbeleid. Ook werd in 1964 de Nationale Adviesraad inzake Ontwikkelingssamenwerking (NAR) opgericht, een adviesorgaan ten behoeve van de overheid.
De minister die vanaf 1975 Minister van Ontwikkelingssamenwerking wordt genoemd, maakt voor zijn taak vooral gebruik van DGIS. Het DGIS bestond oorspronkelijk uit de Directie Internationale Organisaties, het Bureau Beleidsvoorbereiding, tevens secretariaat van de Nationale Raad van Advies, en enkele directies voor technische en financieel-economische hulp. De Voorlichtingsdienst Ontwikkelingssamenwerking werd in 1968 opgericht; het Centrum tot Bevordering van de import uit Ontwikkelingslanden, gevestigd te Rotterdam, in 1971; en de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking te Velde in 1977. De grote groei van DGIS zorgde ervoor dat de structuur van de top moest worden versterkt; het aantal plaatsvervangers van de Directeur-Generaal werd van één tot drie uitgebreid. Daarnaast werden nog drie regionale directies (Azië, Afrika en Latijns-Amerika) gevormd.