Het Centraal Planbureau publiceert regelmatig verkenningen over de economische ontwikkelingen op de korte en middellange termijn in respectievelijk de Macro-economische Verkenningen en het Centraal Economisch Plan. In 1992 verschenen twee studies waarin ontwikkelingen op langere termijn werden onderzocht. De eerste betrof de toekomst van de wereldeconomie en de tweede – in het verlengde daarvan – de toekomst van de Nederlandse economie. Met deze studies, respectievelijk Scanning the Future; a long term study of the world economy, 1990-2015 en Nederland in drievoud. Een scenariostudie van de Nederlandse economie 1990-2015, ontwikkelde het CPB een methodologie van toekomstverkennen waar het sindsdien mee verder heeft gewerkt. De meest recente lange termijn verkenning is: Centraal Planbureau, Economie en fysieke omgeving. Beleidsopgaven en oplossingsrichtingen 1995-2020, Sdu Uitgevers, Den Haag, 1997.
Deze studie richt zich op de ontwikkeling in onderling verband van economie, energie, ruimte, mobiliteit en milieu. Er werd door het CPB samengewerkt met instellingen die deskundig zijn op de andere gebieden dan economie, zoals RPD, RIVM, Adviesdienst Verkeer en Vervoer en Energie-onderzoek Centrum Nederland. Met dit samenwerkingsverband werd beoogd een gemeenschappelijke achtergrond te bieden voor tal van verkenningen en regeringsnota’s die in de erna volgende jaren op genoemde thema’s zouden verschijnen. Vanwege de grote onzekerheden met betrekking tot de externe omgeving werd de basis gevormd door drie omgevingsscenario’s. Hiertoe werd aangesloten bij de in Scanning the Future ontwikkelde methodologie. Dat het opnieuw een scenariostudie is, heeft alles te maken met de lange termijn optiek. Anders dan op de korte termijn, kan op een termijn van enkele decennia de ontwikkeling niet met grote waarschijnlijkheid worden voorspeld. Bij een grote onzekerheid over vele voor de economie uiterst relevante grootheden kan het aanbieden van enkele logische, intern consistente en plausibele „verhalen” over de toekomst verhelderend zijn voor de discussie over politieke en beleidsmatige keuzen. De drie scenario’s kregen als benaming: Divided Europe, European Coordination en Global Competition.
In Divided Europe werkt het marktmechanisme noch in Europa noch in Nederland goed. De economische groei blijft duidelijk achter bij die in Noord-Amerika en Azië. In Nederland is sprake van een bescheiden volumestijging van het BBP en een matige toename van de arbeidsproductiviteit. In European Coordination neemt het BBP-volume in Nederland sneller toe. EU-beleidscoördinatie speelt een belangrijke rol, maar tussen de grote blokken in de wereld is er een zekere mate van isolationisme. Global Competition, met een zeer dynamische technologische ontwikkeling, sterke internationalisering en een grote rol voor het marktmechanisme leidt tot een hoge economische groei in Nederland. Er is een krachtige stijging van de productiviteit en de werkloosheid loopt flink terug. De scenariokenmerken kunnen als volgt worden samengevat:
Tabel 2. Kenmerken drie omgevingsscenario’s.
Divided Europe |
European coordination |
Global competition |
|
1. Internationale economisch-politieke ontwikkelingen |
|||
– Marktmechanisme noch regelgeving werken goed |
– Coördinatieperspectief speelt een grotere rol dan in Global Competition |
– Marktmechanisme dominant; scherpe internationale concurrentie; beleids-concurrentie |
|
– Meer nadruk op „equity” |
– Nadruk op „efficiency” |
||
– EU: trage verdere integratie |
– Europa van meer snelheden |
– Europa à la carte |
|
2. Technische ontwikkeling |
|||
– Trage groei kennispotentieel |
– Sterke groei kennispotentieel |
– Sterke groei kennispotentieel |
|
– Weinig kennisdiffusie |
– Kennisdiffusie niet efficiënt |
– Sterke kennisdiffusie |
|
– |
– |
– IT „all pervasive” |
|
– Meer traditionele gerichtheid technische ontwikkeling |
– Technische ontwikkeling meer maatschappelijk gericht |
– Technische ontwikkeling sterk marktgericht |
|
3. Sociaal-culturele ontwikkeling |
|||
– Nationalistische gevoelens prominent |
– Men voelt zich „Europees” of „regionaal” burger |
– Men voelt zich „wereldburger” |
|
– |
– Meer gemeenschapszin, solidariteit |
– Sterke individualisering |
|
– Weinig vergroting ruimte voor „kwaliteits-consumptie” in welke zin dan ook |
– Consumptiepatroon en leefstijl meer immaterieel en milieuvriendelijk georiënteerd |
– Grote mate van product-differentiatie en materieel/hedonistische cultuur |
|
4. Demografie |
|||
– (im)Migratiesaldo laagste van de scenario’s |
– (im)Migratiesaldo hoger uit hoofde van solidariteit |
– (im)Migratiesaldo relatief laag vanwege beleids-concurrentie |
|
– Fertiliteit en levensverwachting relatief laag |
– Fertiliteit en levensverwachting hoger |
– Matige fertiliteit en levensverwachting |
|
– Bevolking 2020: 16,2 mln |
– Bevolking 2020: 17,7 mln |
– Bevolking 2020: 16,9 mln |
|
5. Economie |
|||
– Sterke BBP-groei in N-Amerika en Azië; Europa blijft achter |
– Tamelijk sterke BBP-groei in Europa en Azië; N-Amerika blijft achter |
– Wereldwijde sterke BBP-groei |
|
– BBP-groei Ned. 1½% p.j. |
– BBP-groei Ned. 2¾% p.j. |
– BBP-groei Ned. 3¼% p.j. |
|
– Zwakke groei particuliere consumptie |
Vrij sterke stijging particuliere consumptie, maar meer maatschappelijk/milieubewust |
– Particuliere consumptie stijgt sterk, zeer grote mate van product-differentiatie |
|
– Productiestructuur verandert relatief weinig |
– Minder scherpe internationale concurrentie; meer internationaal milieubeleid; meer collectieve diensten |
– Productiestructuur sterk dynamisch; nadruk op comparatieve voordelen; groter accent op hoogwaardige activiteiten |
|
– Arbeidsmarkt: |
– Arbeidsmarkt: |
– Arbeidsmarkt: |
|
Relatief hoge werkloosheid |
Werkloosheid daalt; minder grote dynamiek |
Lage werkloosheid; wel grote baanonzekerheid |
Bron: Centraal Planbureau, Economie en fysieke omgeving, Den Haag, 1997, blz. 13.
Per scenario werd vervolgens nagegaan hoe zonder aanvullend beleid de druk in Nederland op fysieke variabelen rond de vier thema’s zich tot 2020 zal ontwikkelen. De resultaten zijn hieronder weergegeven.
Tabel 3. Omgevingsscenario’s en fysieke omgeving.
1974-1995 |
1996-2000 |
|||||
DE |
EC |
GC |
||||
Economie en demografie |
||||||
Mutaties per jaar in % |
||||||
BBP |
2,2 |
1,5 |
2,7 |
3,3 |
||
Niveaus in eindjaar |
||||||
Werkgelegenheid (mln. Personen) |
5,9 |
6,3 |
7,5 |
7,8 |
||
Werkzoekenden zonder baan (%) |
8,4 |
8,0 |
4,5 |
2,8 |
||
Bevolking |
15,5 |
16,2 |
17,7 |
16,9 |
||
Fysieke omgeving, ontwikke- |
||||||
lingen zonder nieuw beleid |
||||||
Energie |
Niveaus in eindjaar |
|||||
Reële olieprijs, wereldmarkt ($/vat) |
17 |
20 |
15 |
26 |
||
Mutaties per jaar in % |
||||||
Binnenlands energiegebruik |
0,7 |
0,3 |
0,9 |
1,4 |
||
Ruimte |
Niveaus in eindjaar, t.o.v. 1995, in dzd. Ha. |
|||||
Claims woningen/bedrijfsterreinen |
– 50 |
77 |
94 |
|||
Claims natuur |
– 148 |
148 |
148 |
|||
Luchtvaart |
Mln |
|||||
Passagiers |
24,6 |
58,2 |
68,9 |
96,5 |
||
Mln ton |
||||||
Vracht |
1,0 |
3,6 |
4,1 |
5,1 |
||
Mobiliteit |
Niveaus in eindjaar (1995=100) |
|||||
Personenauto-kilometers |
100 |
122 |
130 |
126 |
||
Wegtransport: tonkilometers |
100 |
170 |
260 |
320 |
||
Milieu |
||||||
CO2-emissie |
100 |
102 |
120 |
130 |
||
Nox-emissie |
100 |
67 |
82 |
93 |
Bron: Centraal Planbureau, Economie en fysieke omgeving, Den Haag, 1997, blz. 24.
Tenslotte werd bestudeerd via welke instrumenten de negatieve effecten van ieder der drie scenario’s op de fysieke omgeving kunnen worden verzacht.